Leerjaar 1/2 - Hoofdstuk 6 - Le restaurant
Le restaurant
1 / 12
Éléments de cette leçon
Le restaurant
Slide 1 - Carte mentale
Réservé
Manger
Le poulet
Boire
La viande
Slide 2 - Question de remorquage
J'ai soif
J'ai faim
Le lait
De l'eau
Le pain
Slide 3 - Question de remorquage
Le petit déjeuner
Le déjeuner
Le dîner
Le dessert
Le jambon
Slide 4 - Question de remorquage
Wat betekent "Bon appétit !"
A
Slaap lekker
B
Eet smakelijk
C
Gefeliciteerd
D
Tot ziens!
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Vidéo
"Qu'est-ce que vous prenez?"
betekent ...
betekent ...
A
Wat kan ik voor u inschenken?
B
Wat drinkt u?
C
Wat neemt u?
D
Wat eet u?
Slide 8 - Quiz
Vertaal: "L'entrée"
Slide 9 - Question ouverte
Vertaal: "Le plat principal"
Slide 10 - Question ouverte
"Comme dessert, je prends ..."
betekent...
betekent...
A
Als toetje neem ik...
B
Ik heb besteld...
C
Ik neem...
D
Ik nodig uit...
