Chemische (strijd)middelen

CBRN
Chemische (strijd) middelen
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
Veiligheid en vakmanschapMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

CBRN
Chemische (strijd) middelen

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Resultaat
  • Je kunt de algemene kernmerken van chemische middelen omschrijven.
  • Je kunt de soorten chemische middelen opnoemen.
  • Je kunt opzoeken wat de mogelijke verschijnselen zijn van de verschillende soorten chemische middelen.
  • Je kunt de reactiedrill bij dampgevaar uitvoeren.
  • Je kunt de reactiedrill bij vloeistofbesmetting uitvoeren.
  • Je kunt ZHKH na een chemische aanval/incident omschrijven.

Slide 3 - Diapositive

Situatie
Je bent met je groep op patrouille in een gebied waar jullie nog niet zo vaak zijn geweest. Je loopt langs enkele verlaten gebouwen. Het is er stil, echt stil. Er waait wat rook op jullie af. Plotseling gaan verschillende collega’s hoesten en jijzelf krijgt prikkelende ogen. Wordt er gebruikgemaakt van chemische strijdmiddelen, of is het iets anders? In zo’n situatie is het erg belangrijk om te weten wat je moet doen.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Opdracht 
Vorm groepjes van 2 leerlingen en beantwoord de volgende vragen met behulp van (SPL-> reader) JDP 3.8.3 CBRN Basic hfst.4 Chemische middelen

1. Wat kunnen chemische middelen bij een mens veroorzaken?
2. In welke vorm kunnen chemische strijdmiddelen voorkomen?
3. Hoe kunnen chemische strijdmiddelen verspreid worden?
4. Welke soorten chemische strijdmiddelen zijn er?

timer
10:00

Slide 6 - Diapositive

Nabespreken vragen opdracht  
1. Wat kunnen chemische middelen bij een mens veroorzaken?
Tijdelijke verstoring van lichamelijke of geestelijke functies, verwondingen of zelfs de dood

2. In welke vorm kunnen chemische strijdmiddelen voorkomen?

Vaste, vloeibare, aerosol- of dampvorm. 



Slide 7 - Diapositive

Nabespreken vragen opdracht  
3. Hoe kunnen chemische strijdmiddelen verspreid worden?
Artillerie- en mortiergranaten, landmijnen, vliegtuigbommen, sproeivliegtuigen, meerloopsraketgeschut, geleide projectielen,
raketten en Improvised Explosive Devices (IEDs) kunnen chemische middelen verspreiden. 

4. Welke soorten chemische strijdmiddelen zijn er?
Chemische strijdmiddelen, onderverdeeld in:
- zenuwblokkerende strijdmiddelen (nerve agents);
- blaartrekkende strijdmiddelen (blister agents);
- verstikkende strijdmiddelen (lung damiging agents);
- celvergiftigende strijdmiddelen (blood agents);
- incapacitantia (incapacitating agents).
• Toxic Industrial Chemicals (TICs).


Slide 8 - Diapositive

Opdracht  vragen
Zoek op de IK JDP 3.8.3.1 op welke verschijnselen horen bij de volgende besmettingen.

1. Zenuwblokkerend strijdmiddel
2. Blaartrekkend strijdmiddel
3. Verstikkend strijdmiddel
4. Celvergiftigend strijdmiddel
5. Incapacitantia strijdmiddel
6. TICs

timer
10:00

Slide 9 - Diapositive

Nabespreken opdracht  vragen
1. Zenuwblokkerend strijdmiddel
Iemand die de volgende verschijnselen vertoont, kan besmet zijn met een zenuwblokkerend strijdmiddel:
• het zicht verduistert en het scherp zien van nabij gelegen voorwerpen bemoeilijkt
(pupillen worden zo klein als een speldenknop);
• speekselvloed en loopneus;
• spiertrillingen en spier- en stuiptrekkingen;
• benauwdheid en een beklemd gevoel op de borst en keel.

2. Blaartrekkend strijdmiddel
De verschijnselen bij een besmetting met blaartrekkende strijdmiddelen zijn:
• hevig brandende pijn in de ogen, tranenvloed, jeuk en een branderig gevoel;
• rood worden van de huid en blaarvorming (soms pas na enige uren merkbaar);
• heesheid, hoesten en ademnood (soms na enige uren merkbaar).




Slide 10 - Diapositive

Nabespreken opdracht  vragen
3. Verstikkend strijdmiddel
Veroorzaken bij inademen onmiddellijk hevige irritatie van de slijmvliezen. Gevolgd door
verstikkende hoest, hevige benauwdheid, pijn in de borst, misselijkheid, hoofdpijn en
tranenvloed. Deze strijdmiddelen zijn bij een hoge dosis dodelijk. Een voorbeeld van een
verstikkend strijdmiddel is fosgeen.

4. Celvergiftigend strijdmiddel
Veroorzaken bij een lichte vergiftiging hoofdpijn, duizeligheid en diarree. Bij een dodelijke
dosis hevige krampen en bewusteloosheid, snel gevolgd door de dood. Een voorbeeld van
een celvergiftigend strijdmiddel is blauwzuur.






Slide 11 - Diapositive

Nabespreken opdracht  vragen
5. Incapacitantia strijdmiddel
Dit zijn stoffen die doorgaans een tijdelijk en niet-dodelijk effect hebben op de slachtoffers. Deze chemische stoffen beïnvloeden het functioneren van het slachtoffer en veroorzaken bijvoorbeeld bewusteloosheid, verwarring, geheugenverlies, waanvoorstellingen en in het algemeen onbekwaamheid voor het uitvoeren van taken. Een voorbeeld van een incapaciterend strijdmiddel is fentanyl (gebruikt in Dubrovka theater Moskou 2002). 

6. TICs
Omschrijven van de mogelijke verschijnselen per stof is, gezien de grote verscheidenheid aan TICs, onmogelijk. De meeste verschijnselen uiten zich aan de luchtweg, de huid en de ogen:
• bij inademen: benauwdheid, verstikkingsverschijnselen;
• bij aanraking met de huid: roodheid, brandwonden;
• bij aanraking met de ogen: tranenvloed, roodheid, pijn, slecht zien;
• bij inslikken: buikpijn, misselijkheid en braken;
• duizeligheid;
• soms treden geheugenverlies en waanvoorstellingen op

Slide 12 - Diapositive

Opdracht  reactiedril bij dampgevaar en bij vloeistofbesmetting

1.  Lees de beide reactiedrills op de IK JDP 3.8.3.1 CBRN Basic.
2. Bespreek binnen je groep het verschil en de reden daarvan tussen deze twee.
3. Bespreek met de gehele klas. 

Slide 13 - Diapositive

Opdracht  reactiedril bij dampgevaar en bij vloeistofbesmetting

Slide 14 - Diapositive

Opdracht  ZHKH na een chemische aanval/incident

Lees Instructiekaart: JDP 3.8.3.1 CBRN Basic ZHKH bij chemische middelen door.

Vragen bij opdracht :
a. Wanneer moet je kameraden-hulp toepassen?
b. Waarom moet je het water van de neus naar de buitenkant laten lopen?
c. Wanneer geef je jezelf een auto-injector?
d. Wanneer moet je jezelf een tweede geven?
e. Wat moet je altijd doen na het toedienen van de auto-injectoren?
f. Wanneer moet je de nog aanwezige auto-injectoren zonder tussenpozen toedienen?
g. Hoe lang moet de auto-injector geplaatst blijven?
h. Wat moet je met de auto-injectoren doen na het toedienen?
i. Waar moet je de auto-injectoren dragen bij vorst?

timer
10:00

Slide 15 - Diapositive

Nabespreken vragen opdracht 
a. Wanneer moet je kameraden-hulp toepassen?
Indien de persoon niet in staat is zichzelf te helpen.

b. Waarom moet je het water van de neus naar de buitenkant laten lopen?
 Spoel je ogen onmiddellijk uit met zacht stromend water. Let erop dat het water van je neus naar de
buitenkant van je gezicht loopt om besmetting van het andere oog te voorkomen.

c. Wanneer geef je jezelf een auto-injector?
 Dien jezelf bij de beschreven vergiftigingsverschijnselen één auto-injector toe. Stop met het innemen van pyridostigmine tabletten!


Slide 16 - Diapositive

Nabespreken vragen opdracht 
d. Wanneer moet je jezelf een tweede geven?
Bij aanhoudende speekselvloed en/of spiertrekkingen én indien geneeskundige hulp (nog) niet kan w
orden verkregen, moet je met tussenpozen van 15 minuten een tweede en maximaal een derde injectie toedienen (Hoofdstuk 8.8).

e. Wat moet je altijd doen na het toedienen van de auto-injectoren?
Laat je zo spoedig mogelijk na het toedienen van deze injectie bij een geneeskundig zorgelement behandelen.

f. Wanneer moet je de nog aanwezige auto-injectoren zonder tussenpozen
toedienen?
Bij aanhoudende speekselvloed en/of spiertrekkingen én indien geneeskundige
hulp (nog) niet kan worden verkregen.






Slide 17 - Diapositive

Nabespreken vragen opdracht 
g. Hoe lang moet de auto-injector geplaatst blijven?
10 seconden.

h. Wat moet je met de auto-injectoren doen na het toedienen?
• buig de naald om of breek de naald af;
• berg de gebruikte auto-injector op in draagtas van het CBRN-masker;
• laat je ALTIJD onder medische behandeling stellen;
• meld altijd hoeveel auto-injectoren zijn toegediend en het tijdstip waarop ze zijn
toegediend.

i. Waar moet je de auto-injectoren dragen bij vorst?
De auto-injectoren bij vorst dicht op het lichaam dragen om te voorkomen dat deze bevriezen (niet onder het CBRN beschermende kleding). Wissel auto-injectoren die bevroren zijn (geweest) zo snel mogelijk om, deze zijn niet meer werkzaam.

Slide 18 - Diapositive

Resultaat
  • Je kunt de algemene kernmerken van chemische middelen omschrijven.
  • Je kunt de soorten chemische middelen opnoemen.
  • Je kunt opzoeken wat de mogelijke verschijnselen zijn van de verschillende soorten chemische middelen.
  • Je kunt de reactiedrill bij dampgevaar uitvoeren.
  • Je kunt de reactiedrill bij vloeistofbesmetting uitvoeren.
  • Je kunt ZHKH na een chemische aanval/incident omschrijven.

Slide 19 - Diapositive

Hoe was de les?

Slide 20 - Carte mentale

Rondvraag
Vragen?

Slide 21 - Diapositive