4.8 spelling BK

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Volgende week: SO H1.7 en H1.8

Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.

  Deze week

• Spelling 4.8

  Volgende week

• Verder spelling

Ik zal een aantal herhalingstaken klaarzetten in NUMO voor het SO.

• Je kunt het voltooid deelwoord gebruiken als bijvoegelijk naamwoord
• Je weet hoe je samenstellingen met tussen-s en tussen-n schrijft
• Je kunt het schema van de tussen -s en -n toepassen
• Je leert 10 nieuwe dicteewoorden

LESDOELEN

• Voltooid deelwoord gebruiken als bijvoegelijk naamwoord
• maken van de oefeningen

Vandaag

 Huiswerk:

Programma:

Werkwoord tegenwoordige tijd

Werkwoord verleden tijd

Voltooid deelwoord

fietste

gefietst

fietst

draai

draaide

gedraaid

verbreed

zocht

zoek op

Sterke werkwoorden

Zwakke werkwoorden

Lopen

Eten

Gamen

Kijken

Voetballen

Bakken

Korte meerkeuzequiz

werkwoordspelling

1. hij bediend
2. hij bedient

Hij (branden) zich aan het vuur.

1. brant
2. brand
3. brandt
4. brande

1. vt Dat huis vind.. ik mooi.

1. vondt
2. vond
3. vinde

3. vt Verbind….. jij die wond zelf?

1. verbond
2. verbondt
3. verbindde

4. Hij verbeel… zich van alles.

1. verbeeld
2. verbeeldt
3. verbeelt

5. Wor.. je buurman snel boos?

1. Wordt
2. word

6. vt Dat boek wemel… van de fouten (wemelen)

1. wemelden
2. wemelte
3. wemelde

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.

1. gebeurd
2. gebeurt
3. gebeurdt
4. gebeurdde

Of.. smurfen!

Hoor ik een -t, dan schrijf ik een -t!

Zit er al een -d in het hele werkwoord? Dan krijg je -dt.

Wanneer nou 't ex kofschip?

Bij de verleden tijd, zwakke werkwoorden.

Bij het voltooid deelwoord.

't   e x   k o f s c h i p

Maak 4.8 oefening 1 t/m 4 max online

Samen bespreken oefening 2 en 3

Wat weet je nog van het bijvoegelijk naamwoord ?

Spelling bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

meestal

eindigt het op een -e 

de blauwe trui                                   het dikke boek                      de kale kop 

Materiaal

Als het bijvoeglijk naamwoord aangeeft van welk materiaal het is gemaakt, dan schrijf je er altijd -en achter. 

de houten stoel                     de gouden ring                               de wollen trui. 

modern materiaal

als het van een modern materiaal is gemaakt komt er niets achter. 

de plastic tas                    de aluminium trap         de polyester boot

2 BK Blok 4 Spelling

Even oefenen

de … (lekker) maaltijd

Regel

Is het een materiaal waarmee het gemaakt is ? Dan met -EN

1. lekker
2. lekkeren
3. lekkere

de … (zilver) armband

Regel

Is het een materiaal waarmee het gemaakt is ? Dan met -EN

1. zilver
2. zilveren
3. zilvere

de … (zijde) das

Regel

Is het een materiaal waarmee het gemaakt is ? Dan met -EN

1. zijden
2. zijde
3. zijdene

een … (aardig) meisje

Regel

Is het een materiaal waarmee het gemaakt is ? Dan met -EN

1. aardig
2. aardige
3. aardigen

de … (breed) straat

het … (riet) dak

het … (scherp) mes

de … (wol) trui

de … (geel) vlag

Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?

Aan de slag!

Maak opdracht 6 en 7 (4.8) online

Wat?
Met wie?

Hulp?

Eerder klaar?
En daarna?

zelfstandig

Stel je vraag 

Daag jezelf uit met opdracht 8

Samen de antwoorden bespreken

Na 12 minuten breakoutrooms sluiten en vraag 5a t/m 5d laten beantwoorden door de duo's. 

Geen tijd meer hiervoor? Dan huiswerkopdracht laten doen (veel korter) in breakoutrooms en deze opdracht verplaatsen naar les 2.

Lees opdracht 9 online.

Daarna ga je naar de lesstof en bekijk je het filmpje.

Maken 4.8 opdracht 9 en 10.

Tot ziens!