evolutie

1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 51 diapositives, avec diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Lien

Evolutie

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Resistentie
Een bacterie kan door een mutatie (= spontane verandering in het DNA) resistent worden tegen een antibioticum.
(=> de bacterie gaat niet dood)

Multi-resistente bacterie
resistent tegen meerdere antibiotica!
(bijv. MR-stafylococcus Aureus = ziekenhuisbacterie)

Slide 12 - Diapositive

Resistentie tegen ziekte
In de genenbank van Wageningen Universiteit
worden in aardappelrassen die in het wild voorkomen, resistentiegenen tegen een ziekteverwekker opgespoord. De genen worden geïsoleerd en ingebouwd in een bacterieplasmide (een cirkelvormig DNA-molecuul). De bacterie brengt dit  plasmide in de  aardappelcellen, zodat deze het resistentiegen bevatten 

Slide 13 - Diapositive

Bacteriofaag: virus dat bacteriën infecteert

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

startopdracht
leg uit hoe een pauw aan zijn lange staart is gekomen me behulp van de evolutietheorie.
gebruik in je antwoord mutaties, selectie en overerving

Slide 21 - Diapositive

leerdoelen bst 3
je kan uitleggen wat de neodarwinistische evolutietheorie inhoudt.
je kan manieren van reproductieve isolatie beschrijven.

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

overige belangrijke termen
Fitness : hoe meer nakomelingen hoe groter de fitness
adaptatie: sommige individuen zijn beter aangepast aan veranderingen in de omgeving
selectie druk: de invloed van de omgeving op de genetische variatie
reproductieve isolatie: er vindt geen voortplanting plaats tussen organismen van dezelfde soort. Er zijn meerdere groepen.

Slide 24 - Diapositive

Ontstaan van soorten
Leerdoelen:
  • kunnen uitleggen wat reproductieve isolatie is en toepassen

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

nieuwe soorten
Voor het ontstaan van nieuwe soorten, moet langere tijd geen uitwisseling van genen zijn: reproductieve isolatie!
Vindt in één populatie een mutatie plaats, dan komt die niet in de andere populatie. Na een tijdje zijn ze zó verschillend, dat het twee soorten zijn geworden.
Reproductieve isolatie kan plaatsvinden door geografische isolatie.

Slide 27 - Diapositive

Evolutie: verandering van genotypenfrequenties en allelfrequenties in een populatie

Slide 28 - Diapositive

Reproductieve isolatie
  • Geografische isolatie
  • Verschillen in gedrag
  • Tijd

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Vidéo

Bas 4 Evolutie in populaties
Leerdoelen: 
  • je kunt beschrijven hoe genetische eigenschappen van een populatie kunnen veranderen.

Slide 31 - Diapositive

Een soort bestaat uit één of meer populaties. Meestal alleen uitwisseling van genen binnen één populatie, beperkt met andere soortgenoten van andere populaties.
De genenpool is de verzameling van alle genen in een populatie, dus alle allelen van alle individuen. Hoe groter de genenpool, hoe meer genetische variatie.

Slide 32 - Diapositive

Hoe vaak een allel voorkomt, heet de allelfrequentie of genfrequentie. Hoe hoger de allelfrequentie, hoe groter de kans dat dat allel doorgegeven wordt. Dit klopt alleen als er geen selectiedruk is.
De allelfrequentie blijft dan constant.
Plaatselijk kan de selectiedruk anders zijn. Vb: sikkelcelanemie-allel en malaria.

Slide 33 - Diapositive

voorbeeld
sikkelcelanemie

seksuele selectie

Slide 34 - Diapositive

Bas 5 onderzoek naar evolutie
Leerdoelen:
  • je kan enkele onderzoeksmethoden naar verwantschap noemen.
  • je kunt verschillen en overeenkomsten herkennen tussen organen en orgaanstelsels van de mens en van verschillende diersoorten.
  • je kunt een stamboom aflezen en construeren.

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Rudimentair orgaan
Een orgaan dat geen functie (meer) heeft.

Bij verre voorouders had zo'n orgaan nog wel een functie maar die is verloren gegaan tijdens de evolutionaire ontwikkeling.
Zoek in je boek op blz 41 naar voorbeelden:

    het stuitbeentje bij de mens (ooit de aanleg van een staart)
    de verstandskiezen bij de mens

Voorbeelden:

    het stuitbeentje bij de mens (ooit de aanleg van een staart)
    de verstandskiezen bij de mens
    pootresten bij slangen




Voorbeelden:

    het stuitbeentje bij de mens (ooit de aanleg van een staart)
    de verstandskiezen bij de mens
    pootresten bij slangen


Slide 40 - Diapositive

Leg uit waarom analoge organen gezien worden als argumenten voor de evolutietheorie?

Slide 41 - Diapositive

Homoloog

Slide 42 - Diapositive

Analoog

Slide 43 - Diapositive

Biochemie
Argumenten die pas de laatste halve eeuw verzameld zijn:
in alle cellen vindt mitose en meiose op dezelfde manier plaats
Organismen worden uit dezelfde stoffen opgebouwd. Hoe groter de overeenkomst in stoffen, hoe groter de verwantschap.
DNA van mensen wordt enkelstrengs gemaakt en ander DNA wordt toegevoegd. Mate van reageren wordt bepaald.

Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Diapositive

Slide 46 - Vidéo

Slide 47 - Vidéo

Een andere oorzaak kan zijn verschillen in gedrag: de organismen begrijpen elkaar niet (meer).

Slide 48 - Diapositive

Eilandtheorie
in het voorkomen van het aantal soorten zag Darwin een wetmatigheid: hoe groter het eiland, hoe meer soorten. Hoe verder van het vaste land, hoe minder soorten.
Na verloop van tijd ontstaat een evenwicht tussen immigratie en uitsterven.

Slide 49 - Diapositive

Binas 93C
  • Groter eiland, groter gemiddeld aantal soorten
  • Eiland verder van vasteland, gemiddeld aantal soorten kleiner
  • Aantal soorten bepaald door:
    - immigratie
    - extinctie

Slide 50 - Diapositive

Slide 51 - Lien