B2 - Unit 3.4 - Present Perfect + myself/ yourself.....

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Today's goals

-You can explain when to use the Present Perfect and when to use the Past Simple
-You can 

Today's checklist


-Do: Add yourself to the LessonUp group (see chat)

-Rewind: Pres Perf/Past Simple

-Note: Myself/Yourself etc.

-Do: Exc. 32 + 33 (WB, p. 102-103)



Slide 2 - Diapositive

Wanneer gebruiken we
de Present Perfect?

Slide 3 - Question ouverte

Wat is de formule van
de Present Perfect?

Slide 4 - Question ouverte

Wat zijn de signaalwoorden van
de Present Perfect?

Slide 5 - Question ouverte

Wat zijn de signaalwoorden van
de Past Simple?

Slide 6 - Question ouverte

Wat is het verschil tussen
Present Perfect en Past Simple?

Slide 7 - Question ouverte

Today's goals

-You can explain when to use the Present Perfect and when to use the Past Simple
-You can 

Today's checklist


-Do: Add yourself to the LessonUp group (see chat)

-Rewind: Pres Perf/Past Simple

-Note: Myself/Yourself etc.

-Do: Exc. 32 + 33 (WB, p. 102-103)





Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

WAT BETEKENT DEZE ZIN?

In het nederlands heb je

werkwoorden waar het woordje zich bij staat: zich vermaken/ zich bezeren in het engels wordt dat:

enjoy yourself/ hurt yourself

Slide 10 - Diapositive

WAT BETEKENT DEZE ZIN?

In het nederlands heb je

werkwoorden waar het woordje zich bij staat: zich vermaken/ zich bezeren in het engels wordt dat:

enjoy yourself/ hurt yourself

Slide 11 - Diapositive

WAT BETEKENT DEZE ZIN?

In het nederlands heb je

werkwoorden waar het woordje zich bij staat: zich vermaken/ zich bezeren in het engels wordt dat:

enjoy yourself/ hurt yourself

Slide 12 - Diapositive

Wederkerende Werkwoorden

 

In het nederlands heb je

werkwoorden waar het woordje zich bij staat:

zich vermaken/ zich bezeren

 in het engels wordt dat:

enjoy yourself/ hurt yourself

YOURSELF VERANDERT MET DE PERSOON

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

VUL HET JUISTE WEDERKEREND VNW IN:
Are you okay? Did you hurt .........?
A
MYSELF
B
HIMSELF
C
THEMSELVES
D
YOURSELF

Slide 15 - Quiz

VUL HET JUISTE WEDERKEREND VNW IN:
I bought some icecream for ..........
A
HERSELF
B
MYSELF
C
OURSELVES
D
THEMSELVES

Slide 16 - Quiz

VUL HET JUISTE WEDERKEREND VNW IN:
My dad cut ...... with a knife
A
HIMSELF
B
YOURSELVES
C
YOURSELF
D
HERSELF

Slide 17 - Quiz

VUL HET JUISTE WEDERKEREND VNW IN:
We gave ......... a few minutes to rest
A
THEMSELVES
B
YOURSELVES
C
OURSELVES
D
ITSELF

Slide 18 - Quiz

VUL HET JUISTE WEDERKEREND VNW IN:
A cat cleans ..........
A
MYSELF
B
HIMSELF
C
HERSELF
D
ITSELF

Slide 19 - Quiz

Today's goals

-You can explain when to use the Present Perfect and when to use the Past Simple
-You can 

Today's checklist


-Do: Add yourself to the LessonUp group (see chat)

-Rewind: Pres Perf/Past Simple

-Note: Myself/Yourself etc.

-Do: Exc. 32 + 33 (WB, p. 102-103)





Slide 20 - Diapositive

homework

next week

1. Leer je onregelmatige werkwoorden!

2. Zorg ervoor dat je de antwoorden van opdr. 32 + 33 (WB, p. 102-103) in Teams hebt ingeleverd!

Slide 21 - Diapositive