V3 Genetica Les 2: Uitwerken van de stamboom en dominantie/recessiviteit

Uitwerken van de stamboom 
en dominantie/recessiviteit
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Uitwerken van de stamboom 
en dominantie/recessiviteit

Slide 1 - Diapositive

Wat is de G0 fase?
A
De cel is dood.
B
De cel is in rust.
C
De cel deelt.
D
Er bestaat geen G0 fase.

Slide 2 - Quiz

In welke fase gaat de cel in rust/ specialiseren?
A
interfase
B
G1-fase
C
G0-fase
D
G2-fase

Slide 3 - Quiz


Mitose
Waar vindt geen mitose plaats?
A
Het ontstaan van een huidcel in de huid van een olifant.
B
Het ontstaan van een bastcel in de stengel van een klimop.
C
De celdeling van een bevruchte eicel.
D
Het ontstaan van een stuifmeelkorrel.

Slide 4 - Quiz

Bij mitose...
A
Blijft het aantal chromosomen gelijk.
B
Wordt het aantal chromosomen gehalveerd.

Slide 5 - Quiz

Wat is een ander woord voor Meiose?
Wat ontstaat bij Meiose?
A
Gewone celdeling, er ontstaan gewone cellen
B
Gewone celdeling, er ontstaan eicellen en zaadcellen
C
Reductiedeling, er ontstaan gewone cellen
D
Reductiedeling, er ontstaan eicellen en zaadcellen

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Diapositive

Chromosomen en genen
chromosomen komen voor in paren, en dus komen de genen ook in paren voor

de chromosomen van hetzelfde paar bevatten genen voor dezelfde erfelijke eigenschappen

Slide 8 - Diapositive

Heterozygoot en homozygoot
Homozygoot recessief
Homozygoot dominant
Heterozygoot

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Bij cavia’s is het allel voor zwarte haarkleur (H) dominant over het allel witte haarkleur (h). Een zwarte cavia homozygoot is voor de haarkleur paart met een witte cavia. De nakomelingen (F2) paren onderling
Wat zijn de genotypen van de ouders?
A
HH x Hh
B
HH x HH
C
zwart x wit
D
HH x hh

Slide 19 - Quiz

Welk allel of welke allelen kunnen de geslachtscellen van beide ouders (generatie P) bevatten van de vorige vraag?
A
H of H en h of h
B
H of h en H of h
C
H of H en H of H
D
h of h en h of h

Slide 20 - Quiz

Welke mogelijkheden bestaan er voor de versmelting van een eicelkern en een zaadcelkern?
A
100% Hh
B
100% hh
C
100% HH
D
75% Hh en 25% hh

Slide 21 - Quiz

Welke vachtkleur hebben de nakomeling in de F1?
A
Zwart
B
Rood
C
Wit
D
Geel

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Diapositive

Welke vachtkleur hebben de nakomelingen in de F2?

A
50% zwart 50 % wit
B
75% wit 25% zwart
C
25%wit 75% zwart
D
alle nakomelingen zijn zwart

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive

Hoe groot is de kans dat de eerste nakomeling in de F2 zwartharig is?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 26 - Quiz

aa

Aa

AA

Homozygoot dominant
Homozygoot recessief
Heterozygoot

Slide 27 - Question de remorquage

Met de informatie uit de afbeelding hieronder kan nu het genotype van de F2 generatie worden bepaald. Vul het kruisingsschema in.
 
Moeder
Vader
H
H
h
h
Hh
Hh
HH
hh

Slide 28 - Question de remorquage


Monohybride kruising
Een plant met grote bladeren wordt gekruist met een plant met kleine bladeren. Alle nakomelingen blijken kleine bladeren te hebben.
Wat is dominant en wat zijn de genotypen van de ouders?
A
Grote bladeren AA x aa
B
Grote bladeren Aa x aa
C
Kleine bladeren AA x aa
D
Kleine bladeren Aa x aa

Slide 29 - Quiz

Deze twee ouders krijgen een kind.
Het kind heeft blond haar.
Blond haar is recessief.
Wat is het genotype van de ouders?
A
bb x bb
B
Bb x Bb
C
BB x bb
D
Bb x bb

Slide 30 - Quiz

Wat is de verhouding in het fenotype in de F1?
A
1:3
B
1:2:1
C
1:1
D
3:2

Slide 31 - Quiz

Een homozygoot dominante bruine hengst en een grijze merrie krijgen een bruine veulen.

Wat kan het genotype zijn van deze veulen?
A
aa of Aa
B
Aa of AA
C
Aa
D
aa

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Diapositive

Stamboom aanvullen: Kies een duidelijk erfelijk kenmerk om toe te voegen aan je stamboom.

Enkele voorbeelden zijn:
• Vastzittende of losse oorlellen: Vastzittende oorlellen zijn meestal recessief (ff), terwijl losse oorlellen dominant zijn (F-).
• Oogkleur: Bruine ogen (dominant, B-) versus blauwe ogen (recessief, bb).
• Kuinjeuk (tong rollen): Het vermogen om je tong te rollen is dominant (R-).
• Sproeten: Aanwezigheid van sproeten is dominant (F-).
Voeg de gekozen kenmerken toe aan je stamboom:
• Noteer voor elke persoon welk genotype hij/zij heeft.
• Gebruik een kleur of symbool om aan te geven wie welk kenmerk heeft.

Slide 34 - Diapositive