Toetsvoorbereiding Franse Revolutie

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Toetsvoorbereiding: Franse Revolutie

Toets

Volgende week woensdag

29 maart

Heel hoofdstuk 3

Lodewijk XIV regeerde als absoluut vorst, wat wordt hiermee bedoeld?

1. Hij had alle macht
2. Hij hoefde nooit te overleggen
3. Alles in Frankrijk draaide om Lodewijk
4. Zowel A, B als C

Waarom liet Lodewijk XIV alle Franse adel in Versailles wonen?

1. Zodat hij populair was
2. Zodat hij de adel in de gaten kon houden
3. Zodat de adel niet aangevallen werd
4. Zodat de adel hem huur ging betalen

1.1 - Het absolutisme

• Franse koningen regeerden absoluut; zij hadden alle macht in handen
• Lodewijk XIV was de zonnekoning om wie alles in Frankrijk draaide
• De Franse adel woonde verplicht op Versailles zodat zij geen opstand konden beginnen

Vragen om naar te kijken:

Opdrachten: 1, 5

Verdieping: -

Eerste stand

Tweede stand

Derde stand

geestelijkheid

boeren en burgers

adel

betaalde wel belasting

betaalde geen belasting

betaalde geen belasting

geen macht

macht

macht

arm

rijk

rijk

1.2 - Absolutisme in de knel

• Frankrijk had een standenmaatschappij (3e stand geen macht)
• Nieuwe ideeën: macht verdelen in 3 machten (uitvoerend, wetgevend, rechterlijk) voor gelijkheid - Trias Politica
• Financiële problemen leiden tot onrust

Vragen om naar te kijken:

Opdrachten: 1, 3, 6

Verdieping: 1

Met welke gebeurtenissen begon de Franse Revolutie (kies er 2)

1. Eed op de kaatsbaan 20 juni 1789
2. Arrestatie Lodewijk 22 juni 1791
3. Executie Lodewijk 21 januari 1793
4. Bestorming Bastille 14 juli 1789

Waar zijn Jacobijnen en Girondijnen het in de nieuwe grondwet van 1791 het niet over eens?

1. Het vermoorden van de koning
2. Het vermoorden van de koningin
3. Stemrecht voor iedereen
4. Het betalen van belasting

1.3 - Vrijheid, gelijkheid, broederschap

• In 1789 schrijft de derde stand een grondwet, na de bestorming van de Bastille is heel Frankrijk in opstand: koning vlucht en wordt vermoord
• Er ontstaat ruzie tussen revolutionairen: Girondijnen beperkt stemrecht, jacobijnen iedereen stemrecht wat leidt tot de Terreur (1793-1794)

Vragen om naar te kijken

Opdrachten: 2, 6

Verdieping: 2

Waar waren buitenlandse vorsten na de Franse Revolutie bang voor?

1. Het Franse leger
2. Napoleon
3. Franse vluchtelingen
4. Overspringen revolutie

Waarom was Napoleon toch kind van de revolutie terwijl hij dictator was?

1. Hij verspreidde gelijkheid door de code civil
2. Hij verspreidde de Franse taal
3. Hij verspreidde de trias politica
4. Hij spoorde het vermoorden van koningen aan

Wat veranderd er allemaal in Nederland tijdens de Bataafse revolutie?

1. Nederland krijgt een grondwet
2. Nederlanders krijgen stemrecht
3. Nederland wordt een eenheidsstaat
4. Zowel A, B als C

1.4 - Frankrijk en Europa

• Na de revolutie willen de Fransen de idealen verspreiden en andere vorsten dit voorkomen wat leidt tot oorlog
• Napoleon komt als dictator aan de macht maar verspreid gelijkheid
• In Nederland komt een grondwet, stemrecht en centralisatie

Vragen om naar te kijken:

Opdrachten: 2, 4, 5, 6

Verdieping: 2

Tips voor het leren

• Maak een tijdlijn van belangrijke gebeurtenissen (leer ze op volgorde)
  
• Leer de begrippen
• Gebruik je aantekeningen als samenvatting
• Markeer in je boek het kennen en kunnen
• Oefen met de aangegeven vragen
  

Tips voor de toets

• Arceer de belangrijkste stukken van de vraag
  
• Herhaal de vraag in je antwoord
  
• Check je antwoord
  
• Verwijs altijd naar de bron
  
• Volg de instructies

Zelf aan de slag

Maak de aangegeven vragen nog eens

Maak een aparte begrippenlijst

Maak een tijdlijn of jaartallenlijst

Markeer het kennen en kunnen

Controleer je aantekeningen!