Herhaling H8

Herhaling H8
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Herhaling H8

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Over de grens
Wat weet je nog?

Slide 2 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Import, export of beide 

Slide 3 - Diapositive

Import: Een groothandel met een importfunctie houdt zich bezig met het inkopen van goederen uit het buitenland. Deze goederen worden vervolgens in het binnenland verhandeld. 

Export: Een groothandel met een exportfunctie richt zich op de verkoop van goederen aan het buitenland. De goederen worden in het binnenland geproduceerd en opgeslagen, maar aan buitenlandse afnemers verkocht. 

Import en Export: Een groothandel kan zich ook bezighouden met zowel import als export. Dit soort groothandels richten zich vooral op de buitenlandse markt. Ze importeren goederen vanuit het buitenland naar Nederland. De contracten die zij in het buitenland opdoen, kunnen ertoe leiden dat bedrijven ook inkopen willen doen in Nederland. Door wederexport kan een groothandel ook importgoederen uitvoeren. 
Waarom importeert Nederland mandarijnen?
A
Het klimaat in Nederland is te koud.
B
Er is geen vraag naar mandarijnen in Nederland.
C
Nederland heeft geen eigen mandarijnenproductie.
D
Nederlandse mandarijnen zijn niet lekker.

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In 2021 exporteerde Nederland 700 miljoen kilo drop met een gemiddelde verkoopprijs van € 2,00 per kilo.
Bereken de totale uitvoerwaarde van kaas van dat jaar.

Wat is de totale waarde van de drop export in 2021?
A
€ 2,8 miljard
B
€ 700.000
C
€ 1,4 miljard
D
€ 3.500.000

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een open & gesloten economie
Open economie (Nederland:
afhankelijk van internationale handel
🡪 zie je aan de hoge importquote en exportquote

Gesloten economie:
Landen die naar verhouding weinig in- en uitvoeren t.o.v. hun nationaal inkomen




Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Nederland heeft een .... economie
A
Open
B
Gesloten

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Protectionisme en vrijhandel
Protectiemaatregelen
  • invoerrechten
  • invoerquotum
  • invoerverbod
  • exportsubsidie
Vrijhandel
  • bijv. Europa
  • vrijhandelszones

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Protectiemaatregelen

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

In een land mag een maximaal aantal producten worden ingevoerd.
Welke protectiemaatregel gebruikt dit land?

A
Exportsubsidie
B
Importquota
C
Invoerrechten
D
Invoerverbod

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

de Europese 
Interne Markt

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

E = Economische     M = Monetaire     U = Unie
Betaalmiddelen
Munteenheid

Eurozone
Wat is het verschil tussen de Europese Unie en de EMU? 

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de vier vrijheden van de Europese interne markt?
A
Vrij verkeer van goederen, diensten, personen en informatie
B
Vrij verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal
C
Vrij verkeer van goederen, diensten, personen en voedsel
D
Vrij verkeer van goederen, diensten, personen en arbeid

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom is het ruilen met een EMU land makkelijk?
A
Omdat alle EMU-landen dezelfde munteenheid hebben.
B
Omdat alle EMU-landen dezelfde cultuur hebben.
C
Omdat alle EMU-landen dezelfde taal spreken.
D
Omdat alle EMU-landen dezelfde regering hebben.

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welvaart
Is Nederland rijk?​

In een land is er welvaart als de inwoners in veel van hun behoeften kunnen voorzien. ​


Je kunt de welvaart tussen landen eenvoudig vergelijken door naar het inkomen per hoofd van de bevolking te kijken. 

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Inkomen per hoofd van de bevolking berekenen

Inkomen per hoofd van de bevolking =
Nationaal inkomen : aantal inwoners

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

In Nederland wonen 17 miljoen mensen. Het nationaal inkomen is 612 miljard euro. Hoeveel is het inkomen per hoofd van de bevolking?

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welvaart vergelijken
  • Inkomen per hoofd van de bevolking
  • Hoogte van de prijzen
  • Zelfvoorziening
  • Kwaliteit en aanwezigheid van
    collectieve voorzieningen.  

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn voorbeelden van infrastructuur?
A
Dieren, planten, mineralen en water.
B
Voedingsmiddelen, kleding, meubels en elektronica.
C
Boeken, kranten, tijdschriften en televisieprogramma's.
D
Wegen, bruggen, spoorwegen, vliegvelden en telecommunicatienetwerken.

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vicieuze Cirkel

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is noodhulp?
A
Medische hulp bij noodgevallen
B
Korte termijn hulp bij noodsituaties
C
Langdurige steun voor ontwikkeling
D
Financiële hulp bij rampen

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is structurele hulp?
A
Korte termijn noodhulp
B
Langdurige steun voor ontwikkeling
C
Medische hulp bij noodgevallen
D
Financiële hulp voor rampen

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions