examenvragen: DNA bouw replicatie eiwitsynthese en genexpressie

examenvragen: DNA bouw eiwitsynthese en genexpressie
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

examenvragen: DNA bouw eiwitsynthese en genexpressie

Slide 1 - Diapositive

even kort herhalen
we starten met een paar basisvragen, daarna volgen een aantal vragen uit oude examens.

Slide 2 - Diapositive

In RNA wordt het aminozuur thymine vervangen door...
A
adenine
B
uracil
C
cytosine
D
guanine

Slide 3 - Quiz

Hoe wordt het kopiëren van het DNA genoemd?
A
translatie
B
replicatie
C
transcriptie
D
sequencing

Slide 4 - Quiz

In welk deel van de celcyclus vind DNA replicatie plaats?
A
G1 fase
B
G2 fase
C
S fase
D
M fase

Slide 5 - Quiz

-Transcriptie vindt plaats in (1)
-Translatie vindt plaats in (2)
A
(1) cytoplasma (2) ribosomen
B
(1) celkern (2) cytoplasma
C
(1) ribosomen (2) mitochondrium
D
(1) celkern (2) ribosomen

Slide 6 - Quiz

Door welke eigenschap van DNA kan dit plasmide-DNA worden ingebouwd in het DNA van de aardappelplant?
A
Beide soorten DNA hebben dezelfde genetische informatie.
B
Beide soorten DNA hebben dezelfde structuur bestaande uit nucleotiden.
C
Beide soorten DNA hebben evenveel complementaire basenparen A-T als C-G.
D
Beide soorten DNA liggen los in het cytoplasma van de cel.

Slide 7 - Quiz

nu de examenvragen
maak gebruik van je binas

Slide 8 - Diapositive

Van wie is de bewering juist?
A
Bas
B
Kim
C
Sofie

Slide 9 - Quiz

In de onderstaand tekst zijn 6 woorden vervangen door een cijfer. Sleep je woorden naar je juiste plek. Er zijn 8 begrippen om uit te kiezen.
Het bt-gen bevindt zich in ..... (1)...... en is een onderdeel van .....(2)....., dat opgebouwd is uit .....(3)...... Het
bt-gen bevat .....(4)..... voor de aanmaak van het bt-eiwit. De eiwitsynthese vindt plaats aan .....(5)....,
die zich op ......(6)...... bevinden.
de kern
een chromosoom
de ribosomen
de code
DNA
het E.R.
de chloroplasten
de mitochondriën

Slide 10 - Question de remorquage

De Europese Commissie moet een beslissing nemen over de toelating in Europa van de
genetisch gemodificeerde maïs en maïsproducten uit Amerika. Er zijn naast financiële en/of
economische argumenten ook biologische argumenten voor of tegen toelating te geven.
Bij de Stichting Natuur en Milieu is men van mening dat de aanwezigheid van het bt-eiwit
in gemodificeerde maïsplanten op den duur kan leiden tot resistentie.

Wordt dan alleen de maïs, alleen de maïsboorder of worden zowel de maïs als de
maïsboorder resistent?
A
alleen de maïs
B
alleen de maïsboorder
C
zowel de maïs als de maïsboorder

Slide 11 - Quiz



Een leerling leest de volgende bewering: ”Mutatie is vaak het gevolg van fouten tijdens de
verdubbeling van het DNA en soms het gevolg van fouten tijdens de kerndeling.”
2p 9 􀂄 Geldt deze bewering uitsluitend voor erfelijke mutatie, uitsluitend voor somatische mutatie
of voor beide typen mutatie?
A
alleen somatische mutatie
B
alleen erfelijke mutatie
C
beide typen mutaties

Slide 12 - Quiz











A
een allel
B
het DNA
C
het genoom
D
het mRNA

Slide 13 - Quiz

Op een bepaald chromosoom ligt het gen voor het enzym mono-amine-oxydase-A (MAO-A). Dit enzym speelt een rol bij de normale afbraak van neurotransmitters, stoffen in de hersenen die de prikkeloverdracht tussen zenuwcellen verzorgen. Er bestaat een genetisch defect dat de productie van het enzym MAO-A ontregelt. Gevolg daarvan zou zijn dat de stofwisseling van de neurotransmitters als serotonine, dopamine en noradrenaline in de hersenen verstoord is geraakt.

Met behulp van welk celorganel wordt het MAO-enzym gemaakt?

Slide 14 - Question ouverte

Het erfelijk materiaal in virussen is heel verschillend. Dit virus komt voor in varianten met enkel- en met dubbelstrengs DNA.
Het erfelijk materiaal van een bepaald virus heeft de volgende samenstelling van stikstofbasen: cytosine = 19%, adenine = 25%, thymine = 33% en guanine = 23%.
Kan men op grond van deze gegevens bepalen wat voor erfelijk materiaal het is? Zo ja, welke vorm is het?
A
ja , het is dubbelstrengs DNA
B
ja, het is enkelstrengs DNA
C
nee, dat is niet te bepalen
D
ja, het is RNA

Slide 15 - Quiz

Gegeven is de volgende mRNA:

AUG CGC CAU UAU AAG UGA

De gevormde polypeptide is:
A
met-arg-his-tyr-lys-stop
B
start-arg-his-tyr-lys
C
met-arg-his-tyr-lys
D
arg-his-tyr-lys

Slide 16 - Quiz

Een deel van een bepaalde genetische code is:
AUG GCU AAU UGU GAA UAA
Op basis van deze basenvolgorde wordt een polypeptide gevormd.

Als de zevende base uit het gegeven molecuul verdubbelt, ontstaat een polypeptide met ___ aminozuren.
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 17 - Quiz