Economische kringloop

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

De Economische kringloop

De economische kringloop

geldstromen tussen 5 groepen:

1: gezinnen, 2:bedrijven

3: Banken 

4: Het buitenland 

5: De overheid

De economische kringloop

geldstromen tussen 5 groepen:

1: g..in..n, 2:be..ij..n

3: b.n..n 

4: Het b....nl..d 

5: De o...h.id

Onderdeel 1: Bedrijven en Gezinnen

Bedrijven produceren met

productiefactoren (= productie).

De producten verkopen ze en 

daarmee betalen ze de beloningen 

voor de productiefactoren aan de 

gezinnen (= inkomen), die daarmee de producten kopen, die bedrijven weer produceren.

Simpele versie!

Onderdeel 3: Banken

zie volgende slide....

Economische kringloop met 3 Onderdelen

par.2.2

Onderdeel 4: Het buitenland

zie volgende slide....

Onderdeel 5: De overheid

Inkomsten: Bel.....

Uitgaven: Overheidsbestedingen ( bruggen, pensioenen...)

Economische kringloop

Y = nationaal inkomen

C = Consumptie

B = Belasting

S = Besparingen

O = Overheidsbestedingen

I = Investeringen

E = Export

M = Import 

Met de afkortingen

Macro economische vergelijkingen !!

• Y = C + B + S (uitgaven gezinnen)
• Y = C + I + O + E - M 
• 
  
• Overschot/tekort Overheid = B - O 

• Particulier Spaarsaldo= S - I 
  
• Nationaal Spaarsaldo= (S - I) + (B - O)
  
• Uitvoersaldo = E - M
  
• (S - I) + (B - O) = (E - M) 
  

Binnenlands product = nationaal inkomen

     W                            =                Y

Tekort/overschot op de 

Lopende rekening met het buitenland

Export > Import, dan is er een overschot op de lopende rekening.

Import > Export, dan is er een tekort op de lopende rekening.

In de economische kringloop krijgen de gezinnen geld binnen door:

1. Y
2. I
3. E
4. M

In de economische kringloop staat het symbool I voor de:

1. Import
2. Indirecte belastingen
3. Sparen
4. Investeringen

In de economische kringloop verdienen we geld aan het buitenland door:

1. Y
2. I
3. E
4. M

In de economische kringloop geven gezinnen geld uit aan:

1. Consumptie, belasting en sparen
2. Consumptie en belasting
3. Consumptie, sparen en investeren
4. Consumptie, export en import

Heeft de overheid een tekort of een overschot?

1. tekort
2. overschot

Hoeveel besparen de gezinnen?

1. 0
2. 10
3. 35
4. 6

Begrippen

Opdracht: Maak je eigen kringloop!

Met de 5 onderdelen 

Maar bedenk je eigen land, en bedenk voorbeelden!