Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Grammar past simple and present perfect
Slide 1 - Diapositive
Planning of today
Homework check
Learning goals
Present perfect
Past simple
Homework
Check learning goals
Slide 2 - Diapositive
Homework check
Exercise 35.1 t/m 35.4
Slide 3 - Diapositive
Learning goals
I can use the Past simple tense in the correct form in English sentences.
I can use the Past simple tense in the correct form in English to make questions.
I can use the Present perfect tense in the correct form in English sentences.
Slide 4 - Diapositive
Past simple
(regelmatig ww) = WW+Ed OF een onregelmatig WW.
I worked I drove
you worked you flew
he worked he thought
she worked she swam
it worked it ate
they worked they became
Slide 5 - Diapositive
Negatives in the Past simple
Als je negations wil maken in de present simple heb je het hulp werkwoord, did not nodig. Als je een negetion maakt komt er geen -ed achter het werkwoord, je gebruikt de STAM.
VB: He did not help me yesterday.
VB: We did not help them last week.
Slide 6 - Diapositive
Questions in the Past simple
Als je vragen wil maken in de past simple heb je het hulp werkwoord did nodig. Dit hulp werkwoord komt aan het begin van de zin. Je gebruikt dan did + stam ww.
VB:Did he help you yesterday?
VB: Did my friends travel to Arnhem last week?
Slide 7 - Diapositive
Present perfect
Gebruik:
- verleden begonnen, nu nog bezig
- verleden gebeurd, nu nog merkbaar
- iets uit het verleden is nu nog belangrijk
Vorm:
- Onderwerp + have/has + voltooid deelwoord
- regelmatige werkwoorden + ed
- onregelmatige werkwoorden > 3e rijtje
Slide 8 - Diapositive
Questions in the Present perfect
Als je vragen wil maken in de present perfect gebruik je de volgende structuur. Have/Has + onderwerp + voltooid deelwoord
VB:Has he helped, you with the travel arrangements?
VB: Have my friends been, to the new show yet?
Slide 9 - Diapositive
Negatives in the Present perfect
Als je negations wil maken in de present perfect moet je het woordje not toevoegen achter het hulp werkwoord have/has. De vorm is als volgt: Onderwerp + have/has not + voltooid deelwoord.