Herhalen H4 Chemisch rekenen

Herhalen H4 Learnbeat chemisch rekenen
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Herhalen H4 Learnbeat chemisch rekenen

Slide 1 - Diapositive

4.1 
omrekenen massa eenheden en volume eenheden
kloppend maken van reactievergelijkingen

Slide 2 - Diapositive

1 ton
1 kg
1 g
1 dm3
1 ml
1 L
1000 kg
1000 g
1000 mg
1000 cm3
1 cm3
1 dm3

Slide 3 - Question de remorquage


Maak de volgende reactievergelijking kloppend door de coëfficiënten naar de juiste plaats te slepen.



.. Al (s) + .. O(g)  →... Al2O3 (g)
1
2
3
4

Slide 4 - Question de remorquage

Maak de reactievergelijking kloppend  
1
2
1
2

Slide 5 - Question de remorquage

4.2
dichtheid

Slide 6 - Diapositive

Noem een stof met een
dichtheid kleiner dan de
dichtheid van kurk.

Slide 7 - Question ouverte


Bereken de dichtheid van het blokje
    dichtheid = 
 massa: volume

Slide 8 - Question ouverte

Bereken de massa in gram van 45 mL alcohol.

De dichtheid van alcohol is 0,80 g/mL

Slide 9 - Question ouverte

Bereken het volume in mL van 100 gram ijzer.
De dichtheid van ijzer is 7,87 g/mL

Slide 10 - Question ouverte

4.3
Molverhouding
Molmassa
Omrekenen van mol naar gram
Omrekenen van gram naar mol

Slide 11 - Diapositive


Geef de molverhouding van KO2 en KHCO3
4 KO2(s) + 2 H2O(g) + 4 CO2(g) → 4 KHCO3(s)
+ 3 O2(g)
A
4:4
B
1:1
C
4:2:4:4:3
D
2:2

Slide 12 - Quiz


Geef de molverhouding van Fe3O4 en Fe
Fe3O4 (s) + 4 CO (g) → 3 Fe (s) + 4 CO2 (g)

Slide 13 - Question ouverte

Bereken de molmassa van

PbCl2

Slide 14 - Question ouverte

Bereken de molmassa van:

Denk om de eenheid!

Slide 15 - Question ouverte


Hoeveel gram weegt 0,25 mol ethanol (C2H6O)

Slide 16 - Question ouverte

Hoeveel gram moet je afwegen wanneer je 0,2 mol nodig hebt van een stof met een molmassa van 250 g/mol?

Slide 17 - Question ouverte

Bereken hoeveel mol overeenkomt met 35,0 gram kaliumchloride = KCl

Slide 18 - Question ouverte

Bereken hoeveel mol overeenkomt met 0,45 kg koolstofdioxide

Slide 19 - Question ouverte

4.4
concentratie
molariteit

Slide 20 - Diapositive

In 200 mL pekel is 5,0 gram keukenzout opgelost.

Bereken de concentratie keukenzout in g/L.


Slide 21 - Question ouverte

Iemand lost 328 gram suiker op in 4 liter water.

Bereken de concentratie in g/L van deze oplossing.

Slide 22 - Question ouverte

Je lost 1,42 mol glucose op in 3,50 liter water.

Bereken de molariteit van de oplossing in mol/L.

Slide 23 - Question ouverte


Je lost 25 g MgCl2 op tot 2,0 L oplossing.
Bereken de molariteit van de oplossing.

Slide 24 - Question ouverte


Bereken nu: hoeveel gram NH3 moet je oplossen in 100 mL om een oplossing te krijgen met molariteit van 0,25 M?
(de molmassa NH3 = 17,03 gram)

Slide 25 - Question ouverte

4.5
percentage
promille
ppm
ppb

Slide 26 - Diapositive


De concentratie van CO2 is 0,037%. Bereken hoeveel ppm dit is?
A
3,7
B
37
C
370
D
3700

Slide 27 - Quiz

In 2 kg goud zit 5 massa ppm zilver. Hoeveel zilver is dit?
A
1 mg
B
10 mg
C
1 g
D
10 g

Slide 28 - Quiz

In 1,0 kg spinazie zit 0,068 g caroteen.
Wat is het massa-ppm caroteen in spinazie?
A
0,68 ppm
B
680 ppm
C
68 ppm
D
6,8 ppm

Slide 29 - Quiz

In 100 g tonijn zit 2,0 microgram
(=10¯⁶ gram) vitamine B12
Hoeveel massa-ppm is dat?
A
0,20
B
0,020
C
0,0020
D
0,0000020

Slide 30 - Quiz

4.6
Grenswaarde
ADI-waarde

Slide 31 - Diapositive

Zoek de TGG op van chloor en reken dit om naar volume-ppm.
A
0,47
B
4,67
C
1,5
D
??

Slide 32 - Quiz

Feline weegt 65 kg. Ze drinkt 2 glazen wijn van 150 ml. In de wijn zit 0,12 g/L natriumsulfiet (E221). Laat met een berekening zien of zij de ADI-waarde van sulfiet (0,7 mg/kg lichaamsgewicht) hiermee overschrijdt.

Slide 33 - Question ouverte


Jeroen laat per ongeluk 2,0 L zwaveldioxidegas ontsnappen in een ruimte van 60 m³. Bereken of de 8-uurs-grenswaarde van zwaveldioxide (1,3 mg/m3) wordt overschreden.
De dichtheid van zwaveldioxide is 2,93 g/L

Slide 34 - Question ouverte

4.7
reactiesnelheid

Slide 35 - Diapositive

De reactiesnelheid is hoger bij
A
Fijne verdelingsgraad
B
Minder fijne verdelingsgraad

Slide 36 - Quiz

De reactiesnelheid is lager bij
A
hogere temperatuur
B
kleinere verdelingsgraad
C
grotere concentratie
D
grotere verdelingsgraad

Slide 37 - Quiz

Wat heeft geen invloed op de reactiesnelheid
A
Concentratie
B
De massa
C
Temperatuur
D
Soort stof

Slide 38 - Quiz

Hoe groter de reactiesnelheid ...
A
...hoe langer de reactietijd.
B
...hoe korter de reactietijd.

Slide 39 - Quiz

Temperatuur

De reactiesnelheid wordt hoger als:
A
Een stof warm is
B
Een stof koud is

Slide 40 - Quiz

Wat doet een katalysator
met de reactiesnelheid?
A
vertraagt
B
versnelt
C
hangt af van de soort katalysator
D
geen invloed

Slide 41 - Quiz