Onderdeel 3 Cursus 7 Spelling paragraaf 7 Verkleinwoorden

Onderdeel 3 Cursus 7 spelling paragraaf 7
 Verkleinwoorden
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Onderdeel 3 Cursus 7 spelling paragraaf 7
 Verkleinwoorden

Slide 1 - Diapositive

Start van de les!
Bij de start van de les heb je op tafel:
- Je boek Nieuw Nederlands (blz. 236 - 237)
- Je schrift 
- Je pen/etui


timer
1:30

Slide 2 - Diapositive

Wat we doen:
  • Doelstelling cursus 7 paragraaf 7
  • Uitleg verkleinwoorden
  • Aan de slag! 

Slide 3 - Diapositive

Doelstellingen:
  • Je leert verkleinwoorden spellen

Slide 4 - Diapositive

Wat weet je van verkleinwoorden?

Slide 5 - Question ouverte

Verkleinwoorden
Je kunt een zelfstandig naamwoord verkleinen. Een verkleinwoord maak je meestal door het achtervoegsel -je of -tje aan een zelfstandig naamwoord te plakken: 

paard – paardje;
laken – lakentje.

Slide 6 - Diapositive

Verkleinwoorden 
Bij woorden die eindigen op de klinkers a, é, o en u wordt de klinker verdubbeld:
pizza – pizzaatje; café - cafeetje; auto – autootje; paraplu – parapluutje.


Bij woorden op medeklinker + y komt een apostrof: 
baby – baby’tje.


Als je twijfelt hoe je een verkleinwoord schrijft, kun je het opzoeken in een woordenboek.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Lien

Aan de slag!
Online:  opdracht 1 t/m 8
Boek: opdracht 1 t/m 6 (blz. 236 en 237 )

Klaar? Extra oefenbladen voor de toets ophalen bij de docent.



timer
20:00

Slide 9 - Diapositive

Op welke manier maak je meervoud van zelfstandige naamwoorden?

Slide 10 - Question ouverte

Het meervoud van lolly is?
A
lollys
B
lollyen
C
lolly's

Slide 11 - Quiz

Zet de woorden in het meervoud. 
Kies uit -s of -en
-s
-en
vogel
bank
aardappel
huisje
penalty
tand
training
file
kaartje
horloge
wand
vorm

Slide 12 - Question de remorquage

Wat is het meervoud boot?
A
boots
B
boten
C
booten

Slide 13 - Quiz

Wat is het meervoud boot?
A
boots
B
boten
C
booten

Slide 14 - Quiz

Zet het woord in het meervoud?
Kies -s of -en
lamp
A
-s
B
-en

Slide 15 - Quiz

Zet het woord in het meervoud?
Kies -s of -en
thriller
A
-s
B
-en

Slide 16 - Quiz

Vond je deze paragraaf moeilijk of makkelijk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Sondage

Waarom vind je dat?

Slide 18 - Question ouverte

Vragen?

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Diapositive