3.1 Deel 1

VMBO KGT 2
3.1 Tijd van de Wereldoorlogen
Lesdoelen:
In deze les leer je;
- waardoor en hoe de Eerste wereldoorlog begon.

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

VMBO KGT 2
3.1 Tijd van de Wereldoorlogen
Lesdoelen:
In deze les leer je;
- waardoor en hoe de Eerste wereldoorlog begon.

Slide 1 - Diapositive

3.1 
De moderne samenleving
Om te begrijpen hoe die 1e wereldoorlog heeft kunnen ontstaan, moeten we kijken naar de samenleving rond 1900.
Door de Industriële revolutie is er een moderne samenleving ontstaan. De manier van leven is drastisch veranderd. 
- Er zijn miljoenensteden ontstaan.
- Massaproductie is een feit.
--> Hierdoor zijn wapens goedkoper. Ook werden er nieuwe uitvindingen gedaan zoals de miltrailleur en gifgas.
3.1
Rond 1900 is er een moderne samenleving.
- mensen leven in steden
- door fabrieken is er massaproductie
--> wapens zijn goedkoper + nieuwe uitvindingen.

Slide 2 - Diapositive

3.1 
De moderne samenleving
Rond 1900 namen spanningen in Europa toe.
Dit kwam door;
1. Nationalisme
2. Modern imperialisme
3. Wapenwedloop

3.1
Rond 1900 is er een moderne samenleving.
- mensen leven in steden
- door fabrieken is er massaproductie
--> wapens zijn goedkoper + nieuwe uitvindingen.

Spanningen namen toe:
- nationalisme
- modern imperialisme
- wapenwedloop (militarisme)

Slide 3 - Diapositive

0

Slide 4 - Vidéo

Nationalisme is:
A
Een eigen staat voor je land willen.
B
Een grote liefde hebben voor je eigen volk.
C
Een leger hebben om je eigen volk te verdedigen.
D
Niet zwakker willen zijn dan andere volken.

Slide 5 - Quiz

Welk woord heeft niets te maken met nationalisme?
A
vlag
B
land
C
mitrailleur
D
volk

Slide 6 - Quiz

3.1 
Herhaling
In het filmpje op de volgende slide wordt het begrip modern imperialisme opnieuw uitgelegd.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Wapenwedloop is?
A
race om de sterkste bewapening.
B
meedoen met het leger.
C
marathon wedstrijd, om te kijken wie het verste komt met zijn wapen
D
verheerlijking van het leger.

Slide 9 - Quiz

verheerlijking van het leger
race om de sterkste bewapening
liefde voor het eigen volk
Militarisme
Nationalisme
Wapenwedloop

Slide 10 - Question de remorquage

3.1 
Bondgenootschappen
Door het nationalisme, modern imperialisme en de wapenwedloop (millitarisme) voelden de landen in Europa spanningen. Verschillende landen zoeken steun bij elkaar. Dit deden ze door bondgenootschappen te sluiten.
Zo'n bondgenootschap sprak met elkaar af, dat als een ander land hen de oorlog zou verklaren, ze elkaar militair zouden bijstaan.

Slide 11 - Diapositive

3.1 
Bondgenootschappen
Rond 1914 waren er in Europa 2 bondgenootschappen. (= In tijden van oorlog moesten zij elkaar militair bijstaan).

1. Geallieerden (Triple Entente:)    
Frankrijk, Rusland en Groot-Brittannië .
(Later komen hier Italië en VS bij).
2. Centralen (Tweebond):
Duitsland en Oostenrijk-Hongarije
(Later komt hier het Ottomaanse rijk bij)

Slide 12 - Diapositive

3.1 
Dominotheorie
Wanneer er in Sarajevo een aanslag werd gepleegd op de kroonprins van Oostenrijk-Hongarije (Frans Ferdinand) breekt er een kettingreactie uit in Europa.
Verschillende landen worden door de bondgenootschappen gedwongen om deel te nemen aan de oorlog.

Slide 13 - Diapositive

3.1 
Dominotheorie
1. Oostenrijk-Hongarije geeft Servië de schuld van de aanslag en willen hun aanvallen.

2. Rusland voelt zich verbonden met Servië en verklaarde Oostenrijk-Hongarije de oorlog.(Nu moeten de bondgenoten elkaar gaan helpen.

3. Duitsland moet Oostenrijk-Hongarije gaan helpen.

4. Nu moeten de bondgenoten van Rusland (Frankrijk en Groot-Brittannië hun weer gaan helpen. De 1e wereldoorlog breekt uit.
(1914-1918)

Slide 14 - Diapositive

Wat was GEEN oorzaak van de Eerste Wereldoorlog?
A
Er was militarisme en een wapenwedloop.
B
In Afrika vochten Britse en Duitse kolonies tegen elkaar.
C
Sommige Europese staten wilden groter en machtiger worden
D
Door de verschillende bondgenootschappen werden er snel meerdere landen betrokken bij een oorlog.

Slide 15 - Quiz

Frankrijk, Groot Britannië en Rusland 
Duitsland, Oostenrijk, Ottomaanse Rijk
Er doen veel landen op de wereld mee aan een oorlog. 
1900-1950
1914 - 1918
Geallieerden
Centralen
Wereldoorlog
Tijd van de wereldoorlogen
Eerste wereldoorlog

Slide 16 - Question de remorquage

6

Slide 17 - Vidéo

01:49
Hoe wordt het bondgenootschap van Rusland, Frankrijk en Groot-Brittannië genoemd?
A
Centralen
B
Geallieerden
C
Navo
D
Warschaupact

Slide 18 - Quiz

05:01
Hoe kwam het dat Servië een gevaarlijke vijand was van Oostenrijk-Hongarije?
A
Servië wilde een groot sterk rijk stichtten.
B
Oostenrijk-Hongarije had Bosnië -Herzegovina ingenomen. Hier woonden veel Serviërs.
C
Beiden antwoorden zijn goed.
D
Beiden antwoorden zijn fout.

Slide 19 - Quiz

06:37
Hoe heet de terroristische organisatie die een aanslag voorbereidde op Frans-Ferdinand?

Slide 20 - Question ouverte

13:05
Waarom was deze dag een gevoelige dag voor de inwoners?
A
Het was een nationale feestdag en nu moesten ze bezetters ontvangen.
B
Op dezelfde dag 500 jaar eerder hadden de Serviërs hen bezet.
C
Op dezelfde dag 250 jaar eerder was er een aanslag gepleegd.
D
Op dezelfde dag 500 jaar eerder hadden de Turken hen bezet.

Slide 21 - Quiz

16:17
Wie was er verandwoordelijk voor de aanslag op Frans Ferdinand?
A
Gravilo Princip
B
Dragutin Dimitrijević
C
Keizer Wilhelm
D
Frans Jozef

Slide 22 - Quiz

19:19
De moord op Frans-Ferdinand is de directe aanleiding voor het uitbreken van de 1e wereldoorlog.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz