Huishoud quiz

Huishoud quiz
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
OverigMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositive de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Huishoud quiz

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Waarom is het handig om je schoonmaakmiddelen niet naast etenswaren te bewaren?
A
Omdat het anders gaat stinken
B
Vanwege veiligheids- en gezondheidsrisico’s
C
Omdat ze dan minder goed werken
D
Omdat je ze dan sneller vergeet

Slide 3 - Quiz

Wat is het verschil tussen schoonmaken en opruimen?
A
Er is geen verschil
B
Schoonmaken is met water, opruimen is dingen verplaatsen
C
Schoonmaken is binnen, opruimen is buiten
D
Opruimen is iets voor volwassenen

Slide 4 - Quiz

Als je wil wassen is dit genoeg?

Slide 5 - Question ouverte

Wat is dit?

Slide 6 - Question ouverte

Waarom is het niet slim om schoonmaakmiddelen te mengen?
A
Het maakt niet goed schoon
B
Het geeft vlekken
C
Het kan gevaarlijke dampen veroorzaken
D
Het is zonde van het geld

Slide 7 - Quiz

Hoe weet je of een schoonmaakmiddel geschikt is voor een oppervlak?
A
Lezen wat er op het etiket staat
B
eerst proberen op een groot oppervlak
C
Ruiken of het fris is
D
Kijken of het schuimt

Slide 8 - Quiz

Wat gebeurt er als je nat afstoft in plaats van droog?
A
Dan wordt het stof plakkerig
B
De doek wordt te zwaar
C
Het duurt langer
D
Het stof blijft beter aan de doek zitten

Slide 9 - Quiz

Wat is het verschil tussen een theedoek en een vaatdoek?

Slide 10 - Question ouverte

Waarom zou je geen schoonmaakmiddel met bleek gebruiken op een houten vloer?
A
Het maakt de vloer extra licht
B
Het tast het hout aan en kan vlekken maken
C
Dan hoor je kraken
D
Het glanst te veel

Slide 11 - Quiz

Wat kun je doen om minder energie te verbruiken met de koelkast?
A
De deur open laten voor frisse lucht
B
Warme restjes erin zetten
C
De koelkast niet te vol én niet te leeg maken
D
De temperatuur verhogen naar 10 graden

Slide 12 - Quiz

Wat doet dit in het huishouden?

Slide 13 - Question ouverte

Waarom is ‘fris ruiken’ niet altijd hetzelfde als ‘schoon’?
A
Geur kan vuil verdoezelen zonder dat iets écht schoon is
B
Alleen bij parfum is dat zo
C
Het is eigenlijk wel hetzelfde
D
Dat geldt alleen bij mensen

Slide 14 - Quiz

Wat is een slimme manier om kruimels uit je toetsenbord te krijgen?
A
Eten op een schone tafel
B
Tikken met een hamer
C
Stofzuigen met de vloerstand
D
Ondersteboven houden en zachtjes kloppen of blazen met lucht

Slide 15 - Quiz

Waarom moet je een stopcontact nooit schoonmaken met een natte doek?
A
Dat geeft geen glans
B
Het mag alleen met een spons
C
Kans op elektrische schokken
D
Je maakt het juist vuiler

Slide 16 - Quiz

Wat is dit?

Slide 17 - Question ouverte

Wat gebeurt er als je wasmiddel direct op droge kleding giet i.p.v. in het wasbakje?
A
Alles wordt extra schoon
B
Je krijgt vlekken en het lost niet goed op
C
De wasmachine stopt ermee
D
Je kleding krimpt

Slide 18 - Quiz

Waarom is het slim om af en toe onder je bed schoon te maken?
A
Daar zie je het toch niet
B
e vindt er oude snoepjes
C
Stof hoopt zich daar op en kan allergieën verergeren
D
Je moeder zegt het

Slide 19 - Quiz

Waarom is ‘geurblokje in de wc’ niet hetzelfde als schoonmaken?
A
Het ziet er wel fris uit
B
Het maskeert alleen geur, maar verwijdert geen vuil of bacteriën
C
Het is roze
D
Het is eigenlijk een sier attribuut

Slide 20 - Quiz

Wat is slim om in huis te hebben bij vetbrand in de keuken?
A
Emmer water
B
Een föhn
C
Blusdeken of passend deksel om vlammen te doven
D
IJsblokjes

Slide 21 - Quiz

Wat is een veelgemaakte fout bij het dweilen?
A
Te snel bewegen
B
De steel te stevig vasthouden
C
Te weinig water verversen
D
Muziek aanzetten tijdens het poetsen

Slide 22 - Quiz

Hoe vaak moet je een keukensponsje ongeveer vervangen?
A
Eens per jaar
B
Eens per maand
C
Elke week of zodra hij begint te ruiken
D
Nooit – gewoon goed uitspoelen

Slide 23 - Quiz

Wat is een teken dat je koelkast té koud staat?
A
Alles ruikt lekker
B
Het lampje brandt langer
C
De groente groeit niet
D
Er ontstaat ijsvorming op de achterwand

Slide 24 - Quiz

Je gebruikt een allesreiniger met sterk parfum. Wat kan een nadeel zijn?
A
De geur blijft hangen
B
Je ruikt niet meer of iets écht schoon is
C
Je ruikt zelf lekker

Slide 25 - Quiz

Wat is een veilige manier om schoonmaakmiddelen op te bergen?
A
Op het aanrecht
B
Bij de kruiden
C
In de koelkast
D
Achter slot of buiten bereik van kinderen en huisdieren

Slide 26 - Quiz

Je krijgt een vetvlek in je shirt. Wat kun je het beste doen?
A
Warm water erop
B
Afwasmiddel erop, laten intrekken, dan wassen
C
Strijken
D
In de zon leggen

Slide 27 - Quiz

Wat is het nut van ventileren in huis, ook in de winter?
A
Frisse lucht is leuk
B
Omdat de verwarming dan harder moet werken
C
Om vocht, schimmels en muffe lucht te voorkomen
D
Voor het geluid

Slide 28 - Quiz

Je moet een vloer dweilen, maar je hebt geen sop. Wat werkt het beste?
A
Warm water met een scheutje schoonmaakazijn
B
Alleen koud water
C
Frisdrank
D
Droge doek

Slide 29 - Quiz

Wat kan het gevolg zijn van te veel wasmiddel gebruiken?
A
Je wasmachine wordt sneller
B
Je kleding wordt zachter
C
Er blijft zeep achter op kleding en in de machine
D
Wassen op 30 graden

Slide 30 - Quiz

Hoe kun je zien dat je stofzuiger vol zit?
A
De stekker wordt warm
B
Het maakt geen geluid meer
C
Minder zuigkracht of een lampje dat brandt
D
Hij ruikt naar chips

Slide 31 - Quiz

Wat is een goed teken dat je wc-borstel aan vervanging toe is?
A
Hij valt om in de houder
B
Hij ruikt neutraal
C
Hij spettert
D
Hij is verkleurd en de haren zijn uit elkaar gaan staan

Slide 32 - Quiz