Oefenen met soorten vragen (leesvaardigheid les 5 - examen Frans): inleiding + gesloten vragen 1e de

Leesvaardigheid Frans
Soorten vragen/ teksten
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Leesvaardigheid Frans
Soorten vragen/ teksten

Slide 1 - Diapositive

Een blik op de (nabije) toekomst
Wat kan je van het examen Frans verwachten?

Slide 2 - Diapositive

Hoeveel tijd krijg je voor het eindexamen Frans?
timer
0:20

Slide 3 - Question ouverte

Hoeveel teksten en vragen bevat
het eindexamen Frans meestal?
timer
0:10
A
10 teksten, 30 vragen
B
10 teksten, 45 vragen
C
14 teksten, 30 vragen
D
14 teksten, 45 vragen

Slide 4 - Quiz

Hoeveel tijd heb je dan ongeveer
voor één tekst?
timer
0:20

Slide 5 - Question ouverte

Leesvaardigheid tips & tricks
Wat wil het CITO?
  • Grote lijn van het verhaal kunnen volgen
  • Signaalwoorden herkennen en analyseren
  • Mening van "experts" begrijpen
  • Voorbeelden herkennen
  • Foute antwoorden herkennen

Als dit allemaal redelijk lukt: 5,5 à 6 

Slide 6 - Diapositive

Leesvaardigheid tips & tricks
Hoger cijfer dan een 6: 
wordt bepaald door vocabulairekennis en analytisch denken 

(Denk hierbij aan:
het herkennen van foute antwoorden, het herkennen van de verschillende soorten vragen/ type tekst, het (her)kennen van de signaalwoorden )

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Soorten vragen / type tekst

Slide 9 - Diapositive

Welke soorten vragen ken je qua leesvaardigheid?

Slide 10 - Question ouverte

Door het vragenbos de bomen blijven zien
Alle soorten vragen kunnen worden ondergebracht in één van volgende categorieën:
1. Gesloten vragen
2. Voorgestructureerde vragen
3. Citeervragen
4. Open vragen 

Slide 11 - Diapositive

1. Gesloten vragen

Slide 12 - Diapositive

1a Meerkeuzevragen
Ongeveer 2/3 van de examenvragen is meerkeuzevragen: 
1. Lees de meerkeuzevraag (alleen de vraag, nog NIET de antwoorden).
2. Bepaal in welk tekstgedeelte je het antwoord op de vraag moet zoeken en lees dit stukje nauwkeurig door. Zoek daar de aanwijzingen die belangrijk zijn voor het beantwoorden van de vraag. Onderstreep die aanwijzingen in de tekst. Zoek ook naar SYNONIEMEN.
3. Probeer in gedachten zelf een antwoord op de vraag te formuleren.
4. Lees nu de antwoordopties nauwkeurig door en zorg dat je ze begrijpt (DUS NIET IEDER WOORD OPZOEKEN). Vergelijk ze met je zelf bedachte antwoord en kies de antwoordoptie die hier het meest op lijkt.
5. Als je niet direct het juiste antwoord op de vraag kunt vinden tussen de gegeven mogelijkheden, pas dan de eliminatiemethode toe >>> onjuiste antwoorden wegstrepen.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Au travail! 
Lisez les questions (pas encore les réponses).
Lisez le texte.
Répondez aux questions en utilisant la stratégie!
timer
10:00

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Au travail! 
Lisez les questions (pas encore les réponses).
Lisez le texte.
Répondez aux questions en utilisant la stratégie!
timer
10:00

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Oefenen met meerkeuze?
Examenblad.nl

- Dans les coulisses du Festival de Cannes (2016, II): vraag 15 + 21 + 22

- L'Atelier du Griffon (2017, I): vraag 19 + 20


Slide 23 - Diapositive

Wat neem je mee uit deze les?

Slide 24 - Question ouverte

3. Citeervragen

Slide 25 - Diapositive

3. Citeervragen
Dit zijn de vragen waarbij je antwoordt door middel van een citaat uit de tekst of door één of enkele woorden uit de tekst op te schrijven, bijvoorbeeld de eerste twee woorden van een zin.

1. Lees de vraag goed door, zodat je weet waarnaar je op zoek moet.
2. Als de vraag ook met een citaat ingeleid wordt, zorg er dan voor dat je alle woorden uit het citaat begrijpt.

Tips: Neem citaten letterlijk over uit de tekst. Vertaal deze woorden dus niet in het Nederlands. Kijk goed wat er gevraagd wordt. Als alleen de eerste twee woorden van een zin worden gevraagd, schrijf dan niet ook het einde van de zin op!

Slide 26 - Diapositive

Oefenen met citeervragen

Slide 27 - Diapositive

4. Open vragen

Slide 28 - Diapositive

4. Open vragen
Bij deze vragen moet je het antwoord zelf formuleren d.m.v. één of enkele woorden of enkele zinnen in het Nederlands.

1. Lees de tekst globaal om een indruk van de inhoud te krijgen.
2. Lees de vraag en zoek het tekstgedeelte waar deze vraag over gaat.
3. Zorg ervoor dat je de zinnen in het tekstgedeelte goed begrijpt.
4. Formuleer je antwoord altijd in het Nederlands, behalve wanneer het anders is aangegeven.
5. Bepaal of een kort antwoord volstaat waarbij je slechts één of enkele woorden hoeft te geven of dat je een lang antwoord (volledige zin) moet opschrijven.
6. Lees het tekstgedeelte nog een goed door en beoordeel of je antwoord klopt en volledig is.

Slide 29 - Diapositive

Oefenen met open vragen
- Bise, bisou, baiser (2014, II): vraag 38 + 40
- Le cimetière du Père-Lachaise (2014, I): vraag 3
- Bruxelles, capitale de l'Art nouveau (2014, I): vraag 27 + 31
- Un orchestre pas comme les autres (2017, II): vraag 1
- Mauvaise note pour les profs (2013, II): vraag 25 + 27



Slide 30 - Diapositive