2 vwo - chapitre 3 - herhalen bron C + oefenen

PROGRAMME
  • Absentie

  • Phrases-clés
  • Herhalen en uitleg: bron C imparfait
  • Au travail
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

PROGRAMME
  • Absentie

  • Phrases-clés
  • Herhalen en uitleg: bron C imparfait
  • Au travail

Slide 1 - Diapositive

Wat betekent:
Est-ce que tu connais Stromae?

Slide 2 - Question ouverte

Wat betekent:
Oui, c'est un chanteur belge.

Slide 3 - Question ouverte

Wat betekent:
Quelle est ta chanson préférée?

Slide 4 - Question ouverte

Wat betekent:
Tu as déjà vu un concert de Stromae?

Slide 5 - Question ouverte

Wat betekent:
Comment trouves-tu la voix de Stromae?

Slide 6 - Question ouverte

Wat betekent:
J'adore sa voix!

Slide 7 - Question ouverte

Bron C: L'imparfait
De verleden tijd - TB bladzijde 42 

Slide 8 - Diapositive

présent - imparfait
ik heb - ik had
ik ben - ik was
ik ga - ik ging
ik loop - ik liep
ik werk - ik werkte
ik eet - ik at
ik praat - ik praatte

Slide 9 - Diapositive

Hoe maak je de imparfait?
stap 1
Neem de nous-vorm van het ww uit de tegenwoordige tijd.

stap 2
Haal -ons van het ww af

stap 3
Plak de juiste uitgang erachter
-ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient

Slide 10 - Diapositive

Hoe maak je de imparfait?
stap 1
Neem de nous-vorm van het ww uit de tegenwoordige tijd.

stap 2
Haal -ons van het ww af

stap 3
Plak de juiste uitgang erachter
-ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient
Présent

je cherche
tu cherches
il/elle cherche
on cherche
nous cherchons
vous cherchez
ils/elles cherchent

Passé composé

j'ai cherché
tu as cherché
il/elle a cherché
on a cherché
nous avons cherché
vous avez cherché
ils/elles ont cherché
Imparfait

je cherchais
tu cherchais
il/elle cherchait
on cherchait
nous cherchions
vous cherchiez
ils/elles cherchaient

DE WERKWOORDSTIJDEN

Slide 11 - Diapositive


ik praatte
jij praatte
hij/zij/wij praatte(n)
wij praatten
jullie praatten
zij praatten

Je parlais
Tu parlais
Il/ elle/ on parlait
Nous parlions
Vous parliez
Ils/ elles parlaient

Slide 12 - Diapositive

ATTENTION!
Het werkwoord être is een uitzondering

De stam is: ét-

Ik was = j'étais
jij was = tu étais
jullie waren = vous étiez

Slide 13 - Diapositive

Il y a
Il y a = er is/zijn

Il y a une soirée de hip-hop aujourd'hui!
Er is een hiphop avond vandaag!

Il y avait une soirée de hip-hop 
hier!
Er was een hiphop avond gisteren!
C'est = het is/dat is

C'est formidable!
Het is geweldig!

C'était formidable!
Het was geweldig!

Slide 14 - Diapositive

Combineer de personen met de juiste uitgangen van de imparfait.
-ais
-ais
- ait
- ions
- iez
-aient
Je
Tu
il/elle/on
Nous
Vous
Ils / elles

Slide 15 - Question de remorquage

Hoe zeg je:
Het was (être)

Slide 16 - Question ouverte

Hoe zeg je:
Er was (avoir)

Slide 17 - Question ouverte

Vervoeg het werkwoord ''chanter'' in de imparfait! Noteer het hele rijtje:
(je, tu, il/elle, on, nous, vous, ils/elles)

Slide 18 - Question ouverte

Vervoeg het werkwoord ''être'' in de imparfait! Noteer het hele rijtje:
(je, tu, il/elle, on, nous, vous, ils/elles)

Slide 19 - Question ouverte

Welk werkwoord staat in de imparfait?
A
je regarde
B
tu as regardé
C
il regardait
D
ils regarderont

Slide 20 - Quiz

Welk werkwoord staat in de imparfait?
A
nous trouvons
B
nous trouvions
C
nous trouvez
D
nous trouviez

Slide 21 - Quiz

Welk werkwoord staat in de imparfait?
A
Ils finiront
B
nous allions
C
elle va
D
tu iras

Slide 22 - Quiz

Vervoeg:

J' (habiter)
A
habite
B
habitais
C
habitait
D
habiterais

Slide 23 - Quiz

Vervoeg:

Tu (adorer)
A
adorais
B
adorait
C
adoraient
D
adoriez

Slide 24 - Quiz

Vervoeg:

Nous (chercher)
A
cherche
B
cherchons
C
cherchait
D
cherchions

Slide 25 - Quiz

Zet in de imparfait

Tu (gagner)
A
tu gagnait
B
tu gagne
C
tu gagniez
D
tu gagnais

Slide 26 - Quiz

Zet in de imparfait

ils (faire)
A
ils faisait
B
ils faisais
C
ils faisaient
D
ils fairaient

Slide 27 - Quiz

Hoe zeg je:

Wij praatten
A
Nous parlons
B
vous parlez
C
nous parlions
D
vous parliez

Slide 28 - Quiz

Vervoeg het werkwoord ''regarder'' in de imparfait!
je - tu - il/elle/on - nous - vous - ils/elles

Slide 29 - Question ouverte

HUISWERK
Leren: vocabulaire A + B blz. 129-130

Slide 30 - Diapositive