hst 2 paragraaf 2 "luchtdruk"

hst 2.2 "luchtdruk"
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

hst 2.2 "luchtdruk"

Slide 1 - Diapositive

Zelfstandig aan de slag
Wat: Nakijken 2.1, Lezen 2.2, Lezen: vaardigheden werken met grootheden en eenheden
Hoe: Zelfstandig en in stilte
Hulp: Nakijkboek, boek (niet docent of klasgenoot vragen)
Tijd: 10 minuten
Uitkomt: HW staat goed in je schrift
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

leerdoelen van 2.2
2.2.1 Je kunt uitleggen hoe de luchtdruk op het aardoppervlak en op jezelf ontstaat.
2.2.2 Je kunt beschrijven op welke manier je de grootte van de luchtdruk kunt meten.
2.2.3 Je kunt de kenmerken van lagedrukgebieden en hogedrukgebieden benoemen.
2.2.4 Je kunt het verband beschrijven tussen de luchtdruk en de hoogte in de atmosfeer.
2.2.5 Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met de gasdruk in een afgesloten ruimte.
2.2.6 Je kunt beschrijven op welke manier je de grootte van de gasdruk kunt meten.
2.2.7 Je kunt de absolute druk berekenen als je de overdruk kent, en omgekeerd.

Slide 3 - Diapositive

vandaag
Film kernpunt
Uitleg over paragraaf 2
Zelfstandig aan de slag
Filmpje over luchtdruk

Slide 4 - Diapositive

Film kernpunt
Film opdracht:
Maak 2 goede toetsvragen + antwoorden over deze film
De film duurt 15 minuten en gaat over meerdere onderwerpen dus je hebt genoeg keuze.

De beste toetsvragen komen terug op de toets

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Vul hier de toetsvragen in

Slide 7 - Question ouverte

Atmosferisch druk
  • Wordt ook luchtdruk genoemd
  • Alle lucht die boven je is.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Luchtdruk
  • in dampkring zit lucht, deze wordt ook door de aarde aangetrokken.
  • daardoor wordt op iedere vierkante centimeter een druk uitgeoefend van 10 N
  • druk van de lucht is dus 10 N/cm2

Slide 10 - Diapositive

Luchtdruk
  • druk op oppervlakte van 1 m2 is 100.000 N
  • 1 Pa = 1 N/m2
  • Pa staat voor Pascal, eenheid van luchtdruk
  • 100 Pa = 1 hPa
  • hectoPascal (hPa) is de eenheid die gebruikt wordt door meteorologen

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Hoe kan het dat hoger in de atmosfeer een lagere luchtdruk is?
A
er drukt meer lucht op 1 cm2
B
er drukt minder lucht op 1 cm2

Slide 13 - Quiz

druk / hoogte
moleculen / hoogte

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Luchtdruk
990 hPa = 80% kans op regen
1000 hPa = 70% kans op regen
1010 hPa = 40% kans op regen
1020hPa = 20% kans op regen
1030 hPa = 10% kans op regen
Hoge luchtdruk = goed weer
lage luchtdruk = slecht weer

Slide 16 - Diapositive

Barometer
  • Laat de plaatselijke luchtdruk zien
  • Gemiddelde druk op zeeniveau 1013 hPa
  • kan gemeten worden tussen tussen de 970 en 1050 hPa

Slide 17 - Diapositive

Werking barometer
  • in metalen doosje (wit op plaatje) is een erg lage luchtdruk
  • doosje wordt door luchtdruk ingedrukt
  • hoe verder ingedrukt, hoe hoger de luchtdruk in de buitenlucht

Slide 18 - Diapositive

Hoe hoger, hoe minder luchtdruk

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Zijaanzicht luchtdruk

Slide 21 - Diapositive

Punten met een gelijke luchtdruk
heten:
A
Isobaren
B
Isothermen
C
Isotopen
D
Isostaren

Slide 22 - Quiz

Bij een hoge druk gebied hebben we
A
Nat en koud weer
B
Stabiel en nat weer
C
Nat en warm weer
D
Stabiel en droog weer

Slide 23 - Quiz

Wind waait van
A
Hoge druk naar lage druk
B
Lage druk naar hoge druk
C
Koud en nat weer
D
Warm en droog

Slide 24 - Quiz

Nu: in stilte aan de slag
Lees: vaardigheden: werken met grootheden en eenheden
Lees: paragraaf 2.2
Maak: vraag 1 tm 10 van 2.2
Doen: V-trainer 2.2 online (rekenen met eenheden)
Nakijken: opdrachten van 2.1 tm 2.2

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

Slide 27 - Diapositive

leerdoelen
2.2.1 Je kunt uitleggen hoe de luchtdruk op het aardoppervlak en op jezelf ontstaat.
2.2.2 Je kunt beschrijven op welke manier je de grootte van de luchtdruk kunt meten.
2.2.3 Je kunt de kenmerken van lagedrukgebieden en hogedrukgebieden benoemen.
2.2.4 Je kunt het verband beschrijven tussen de luchtdruk en de hoogte in de atmosfeer.
2.2.5 Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met de gasdruk in een afgesloten ruimte.
2.2.6 Je kunt beschrijven op welke manier je de grootte van de gasdruk kunt meten.
2.2.7 Je kunt de absolute druk berekenen als je de overdruk kent, en omgekeerd.

Slide 28 - Diapositive