Disk introductie thema overtuigen

Overtuigen
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Overtuigen

Slide 1 - Diapositive

Overtuigen
Zoek dit op in je eigen taal

Slide 2 - Carte mentale

Waar gaat dit thema over?
- Je gaat oefenen om iemand te overtuigen. 
- Waarom moet jouw klasgenoot dat ene boek lezen of die ene       film gaan zien? 
- Ook ga je je klasgenoten vertellen wat je goed kunt.

Slide 3 - Diapositive

Hoe kun je iemand overtuigen?
Als je wil dat iemand iets doet, hoe kun je dat doen?

Slide 4 - Diapositive

Hoe kun je iemand overtuigen?
Bijv. Feyenoord beter is dan Ajax?

Slide 5 - Question ouverte

Hoe doe je dat?
Dat is met:
  • - argumenten 
  • enthousiasme
  •   (woorden, lichaamshouding, stem en gezichtsuitdrukking)

Slide 6 - Diapositive

Argumenten
Waarom?

Slide 7 - Diapositive

enthousiast

Slide 8 - Diapositive

de lichaamshouding
Hoe sta je?

Slide 9 - Diapositive

de gezichtsuitdrukking
Hoe kijk je?

Slide 10 - Diapositive

Zeg na: van niet enthousiast naar heel enthousiast


Ik vind deze telefoon fantastisch.
Dit is een geweldige film.
Het is een prachtig boek.
Deze film is zo mooi!
Deze acteur is supergoed.
Deze muziek is prachtig.
Deze pizza is heerlijk.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Lien

Waar of niet waar?
De presentatie van de jongen is interessant?
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Kijk naar het plaatje
A
De jongen is niet blij. Hij vergeet wat hij moet zeggen
B
De jongen is niet blij. De anderen in de klas luisteren niet.

Slide 14 - Quiz


A
De jongeren schrikken wakker.
B
De jongeren gapen. Ze zijn moe.

Slide 15 - Quiz

 woordenlijst
Bespreek samen de woorden: welke weet je en welke niet.

Slide 16 - Diapositive

Bronnen
blauw

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Lien

Epke vindt veel trainen belangrijk voor een topsporter.
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz

Epke vindt rust nemen belangrijk voor een topsporter.
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quiz

Epke vindt samen sporten belangrijk voor een topsporter.
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quiz

Epke vindt familie die naar wedstrijden meegaat belangrijk voor een topsporter.
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz

Epke vindt lekkere, zoete dingen eten belangrijk voor een topsporter.
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quiz

In de tekst staat: 'Hun aanwezigheid bij wedstrijden is heel belangrijk voor me.' Wie worden er bedoeld met 'hun'?





A
zijn vriendin en zijn broer
B
zijn vriendin en zijn familie

Slide 24 - Quiz

Wat is het advies van Epke voor andere jongeren?




A
Als je van tevoren weet dat je je doel kunt bereiken, moet je jezelf 100% inzetten.
B
Je moet jezelf 100% inzetten, ook als het misschien niet lukt om je doel te bereiken

Slide 25 - Quiz

Zou jij een topsporter willen zijn?
A
ja
B
nee

Slide 26 - Quiz