M1A - Chapitre 2 - Herhaling

Aujourd'hui
Ontkenning
Nakijken t/m ex. 33
Herhaling chapitre 2

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Aujourd'hui
Ontkenning
Nakijken t/m ex. 33
Herhaling chapitre 2

Slide 1 - Diapositive

La négation (de ontkenning)
In het Nederlands: niet / geen

Slide 2 - Diapositive

De ontkenning

Slide 3 - Diapositive

La négation (de ontkenning)
In het Frans bestaat de ontkenning uit twee woorden:
ne & pas

Slide 4 - Diapositive

La négation (de ontkenning)
In het Frans bestaat de ontkenning uit twee woorden:
ne & pas

Ne staat vóór de persoonsvorm & pas komt erachter 
Je ne trouve pas le livre

Slide 5 - Diapositive

La négation (de ontkenning)
In het Frans bestaat de ontkenning uit twee woorden:
ne  & pas

Ne staat vóór de persoonsvorm & pas komt erachter 
Je ne trouve pas le livre

Ne verandert in n' voor een klinker / h

Slide 6 - Diapositive

La négation (de ontkenning)
In het Frans bestaat de ontkenning uit twee woorden:
ne / n' & pas

Ne staat vóór de persoonsvorm & pas komt erachter 
Je ne trouve pas le livre

Ne verandert in n' voor een klinker / h
c'est wordt
ce n'est pas

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

In welke zin is de ontkenning goed toegepast?
Bruno est à l'école
A
Bruno est n'à pas l'école
B
Bruno est à ne l'école pas
C
Bruno n'est à l'école pas
D
Bruno n'est pas à l'école

Slide 9 - Quiz

Maak ontkennend:
Bart parle anglais

Slide 10 - Question ouverte

Maak ontkennend:
Il a 14 ans

Slide 11 - Question ouverte

Maak ontkennend:
Elle aime les pommes

Slide 12 - Question ouverte

Nakijken
Ex. 30 - 33

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

AVOIR = HEBBEN
Ik heb =
jij hebt =
hij heeft =
zij heeft =
men heeft / wij hebben =
wij hebben =
u heeft / jullie hebben =
zij hebben =

Slide 15 - Diapositive

AVOIR = HEBBEN
Ik heb = j'ai
jij hebt = tu as
hij heeft = il a
zij heeft = elle a
men heeft / wij hebben = on a
wij hebben =  nous avons
u heeft / jullie hebben = vous avez
zij hebben = ils ont / elles ont

Slide 16 - Diapositive

Au travail
Zelfstandig aan het werk:
- Extra oefening chapitre 2
Klaar?
- Leren voor de toets


Slide 17 - Diapositive

Dit heb ik vandaag geleerd

Slide 18 - Carte mentale