Hoofdstuk 5 en 6 zullen dus getoetst worden aan het einde van het jaar als schoolexamen.
Slide 5 - Diapositive
Periode 3 en 4
- Periode 3 (nu) --> Hoofdstuk 7 + KA 30 en KA 33
- Periode 4 --> Rechtstaat + KA 32, 34, 35, 36
Periode 3 begint op 1 februari
Slide 6 - Diapositive
Wat betekend dit?
Extra tijd wordt ingelast voor hoofdstuk 7
Waarom?
- Tijdvak 7 legt basis voor 8,9, 10 en rechtstaat.
- Periode 4 komt meer tijd voor herhaling.
Slide 7 - Diapositive
Vandaag en morgen
- Nu een kleine quiz over tijdvak 5+6
- Morgen zijn jullie uit geroosterd om jezelf voor te bereiden op de SE week.
- Vanaf 1 Februari gaan we beginnen met hoofdstuk 7.
Klaar om een appelflap te winnen?
Slide 8 - Diapositive
Regels:
- één winnaar.
- Vragen over H5 en 6 door elkaar!
- Gebruik wat je denkt nodig te hebben (Boek, internet, alluz) er is echter wel een tijdsklok die mee tikt. Te laat = geen punten.
- Winnaar krijgt een appelflap als we weer naar school
kunnen/mogen/moeten.
- Ready? Set? GO!
Slide 9 - Diapositive
Tijdvak 6 is de periode .....
A
1600-1700
B
1500-1600
C
1650-1750
D
1700-1800
Slide 10 - Quiz
Een rekenfoutje van de Paus in het verdrag van Tordesillas zorgde er voor dat.....
A
Spanje en Portugal ruzie kregen over de grens tussen beide landen
B
de officiële staatstaal van Brazilië Portugees werd
C
Nederland zich onafhankelijk kon maken van Spanje
D
de protestanten zich afsplitste van de Katholieke kerk.
Slide 11 - Quiz
De VOC werd op initiatief van de Staten-Generaal opgericht, omdat...
A
Andere landen ook handelscompagnieën oprichtten
B
De winsten in de Republiek daalde doordat de concurrentie onder de vele handelscompagnieën moordend was
C
De scheepsbouw te stimuleren. Meer schepen leverde meer geld op.
D
De Staten-Generaal graag landen wilden veroveren
Slide 12 - Quiz
Welk van de volgende personen had geen kritiek op de katholieke kerk?
A
Luther
B
Erasmus
C
Calvijn
D
Karel V
Slide 13 - Quiz
In de Republiek was de macht in handen van ....
A
Regering
B
Adel
C
Regenten
D
Koning
Slide 14 - Quiz
Generaliteitslanden zijn....
A
Gebieden die rechtstreeks bestuurd worden door de Staten-Generaal
B
Bevriende buurlanden van de Republiek
C
Gebieden onder bewind van de VOC
D
De noordelijke gewesten
Slide 15 - Quiz
Waarom is Drenthe altijd een achtergesteld gebied geweest?
A
Drente was als laatste toegevoegd aan de Nederlandse gebieden
B
Drenthe had geen vruchtbare grond en was daarom arm
C
Drenthe heeft geen havens en speelde zo geen betekenis in de handel
D
Niemand kon de Drentenaren verstaan
Slide 16 - Quiz
Wie zien we hier?
A
Karel V
B
Willem van Oranje
C
Filips II
D
Hertog van Alva
Slide 17 - Quiz
De WIC voer op
A
Indonesië
B
Suriname
C
Scandinavië
D
Amerika
Slide 18 - Quiz
Transatlantische driehoekshandel hield in
A
Dat men luxeproducten ruilde voor slaven en die slaven ruilde voor tabak/koffie
B
Dat men in een driehoek van Willem van Oranje, Johan van Oldenbarneveld en Baltasar Gerards handel dreef
C
Dat men uit Japan goud haalde, dat verkocht in Indonesië , daar luxeproducten kocht en dit in Japan weer verkocht
D
Dat de VOC en WIC handelden met de Nederlandse overheid
Slide 19 - Quiz
Over wie gaat dit?
'Vervolgens vierendele men hem levend, beginnend van onder, waarna het hart uit zijn borstkas gesneden en hem in het gezicht zal worden geworpen. Ten slotte zal men zijn hoofd afhakken waarna zijn vier uiteengetrokken delen op de Haagpoort, Oostpoort, Ketelpoort en de Waterslootsepoort tentoongesteld dienen te worden. Zijn hoofd moet op een staak gespietst en vervolgens bij het voormalige huis van de prins worden geplaatst. Zijn bezittingen worden geconfisqueerd en komen aan de Heer ten goede.'
A
Hertog van Alva
B
Maarten Luther
C
Balthasar Gerards
D
Piet Hein
Slide 20 - Quiz
De Nederlandse Republiek was bijzonder in de Gouden Eeuw omdat (kruis het foute antwoord aan!)
A
Zij geen koning had
B
Het een welvaartsstaat was
C
Zij heel veel handel dreef
D
Er tolerantie was
Slide 21 - Quiz
De VOC kreeg verschillende statelijke bevoegdheden. Welke hoort daar NIET bij?
A
Het voeren van oorlogen
B
Het sluiten van verdragen met buitenlandse vorsten
C
Het bouwen van forten en nederzettingen
D
Het ontbinden van de Staten-Generaal
Slide 22 - Quiz
Absolutisme betekent dat
A
De koning alles beslist
B
Het parlement alles beslist
C
Het volk alles beslist
D
De Staten-Generaal alles beslist
Slide 23 - Quiz
Wat is GÉÉN kenmerk van het absolutisme onder Lodewijk XIV?
A
Economische politiek van het mercantilisme
B
Bevorderen van de machtspositie van de adel
C
De hofcultuur van Versailles
D
Centralisatie van het landsbestuur
Slide 24 - Quiz
Eventuele shoot-out vraag.
Wat staat jullie klas gemiddeld voor geschiedenis? twee cijfers achter de komma