Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Vragen stellen
VRAGEN STELLEN
1 / 23
suivant
Slide 1:
Diapositive
Engels
MBO
Studiejaar 1
Cette leçon contient
23 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
60 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
VRAGEN STELLEN
Slide 1 - Diapositive
VRAGEN STELLEN
Je kunt vragen stellen in het Engels op twee manieren:
1) Gesloten vraag (het antwoord is Ja of Nee.)
2) Open vraag
Slide 2 - Diapositive
VRAGEN STELLEN
1) Gesloten vraag
Is the verb in the sentence standing alone? If yes.
Then use
do, does
or
did
+ the whole verb, without to.
Slide 3 - Diapositive
VRAGEN STELLEN
Vragen stellen met 'do / does'
I / you / we / they:
do
+
heel werkwoord
We
see
you tonight.
- Do
we
see
you tonight?
He / she / it:
does
+
heel werkwoord
She
knows
my name.
- Does
she
know
my name?
Slide 4 - Diapositive
VRAGEN STELLEN
Example
–You
know
him well.
Do
you
know
him well?
–She
works
in Scotland.
Does
she
work
in Scotland?
–You
saw
Geoffrey’s new phone
Did
you
see
Geoffrey’s new phone?
Slide 5 - Diapositive
VRAGEN STELLEN
Is there only one verb in your sentence? If Yes – Ask yourself if the verb is in the
present
or
past
tense.
Slide 6 - Diapositive
Maak een vraag van deze zin
"I had meusli for breakfast"
A
Do I have meusli for breakfast?
B
Do I had meusli for breakfast?
C
Did I have meusli for breakfast?
D
Did I had meusli for breakfast
Slide 7 - Quiz
Maak een vraag van deze zin
"He earns a lot of money."
A
Do he earns a lot of money?
B
Does he earns a lot of money?
C
Did he earn a lot of money?
D
Does he earn a lot of money
Slide 8 - Quiz
Maak een vraag van deze zin
"I gave you the address."
A
Do I give you the address?
B
Did I gave you the address?
C
Did I give you the address?
D
Do I gave you the address?
Slide 9 - Quiz
Maak een vraag van deze zin
"The manager took the right decision."
A
Did the manager take the right decision?
B
Did the manager took the right decision?
C
Does the manager take the right decision?
D
Does the manager took the right decision?
Slide 10 - Quiz
VRAGEN STELLEN
Je gebruikt
geen
do
/
does
/
did
wanneer:
1) er een vorm van
to be
(
am / is / are
/
was / were
) in de zin staat.
In vragen met
to be
staat de vorm van to be vooraan:
– She
is
a cook. -
Is
she a cook?
Slide 11 - Diapositive
VRAGEN STELLEN
Je gebruikt
geen
do
/
does
/
did
wanneer:
2) er een hulpwerkwoord in de zin staat (
Can/must/may/would/could/shall/will/have
)
- I
have
eaten bananas.
Have
I eaten Bananas?
- That trip
would
have been great.
Would
that trip have been great?
Slide 12 - Diapositive
VRAGEN STELLEN
Vragen stellen met een hulpwerkwoord
Volgorde:
Hulpwerkwoord
+ onderwerp +
hoofdwerkwoord
+ rest van de zin
Will
you
take
me to the trainstation, please?
Slide 13 - Diapositive
VRAGEN STELLEN
Let op:
to
have
is een hulpwerkwoord als het wordt gevolgd door een
voltooid deelwoord
.
Als to
have
een
zelfstandig hoofdwerkwoord
is dan gebruik je wel
do
/
does
/
did
om een vraag te maken.
Slide 14 - Diapositive
Maak een vraag van deze zin
"I have borrowed your book."
A
Did I have borrowed your book ?
B
Have I borrowed your book?
C
Have I borrow your book?
D
Had I borrow your book?
Slide 15 - Quiz
Maak een vraag van deze zin
"I have a new dress."
A
Do I have a new dress ?
B
Did I have a new dress?
C
Does I have a new dress?
D
Do I had a new dress?
Slide 16 - Quiz
VRAGEN STELLEN
2)Open vragen stellen doe je met een vraagwoord
who(wie), what(wat), where(waar), when(wanneer), why(waarom), which(welke). and how(hoe).
Slide 17 - Diapositive
VRAGEN STELLEN
2)Open vragen stellen doe je met een vraagwoord
–A question word (vraagwoord) is always at the beginning of the sentence.
-
Where
is the brochure?
-
How
did you get the brochure?
-
Who
has a brochure?
Slide 18 - Diapositive
VRAGEN STELLEN
Which
use when you can/need to make a choice between a limited number of things.
–
Which
colour do you like, red or blue?
Slide 19 - Diapositive
VRAGEN STELLEN
The question words
who, what
and
which
can become the subject (onderwerp) of the question.
–What
happened next?
(what
= onderwerp
)
–What
did he say?
(he
= onderwerp
)
Slide 20 - Diapositive
VRAGEN STELLEN
Game: practise asking questions
I have chosen a character /real person / animal.
Who am I?
e.g. What do you do?
Slide 21 - Diapositive
CONCLUSIE
Zinnen met 'to be' of een hulpwerkwoord:
Verplaats de vorm van 'to be' of
het hulpwerkwoord naar voren.
Laat de rest van de zin met rust.
---
Zinnen zonder 'to be' of een hulpwerkwoord:
Zet do / does / did vooraan de vraagzin.
Maak van het hoofdwerkwoord het
hele werkwoord
.
He is my brother =
Is he my brother?
I can help you =
Can I help you?
He works at Albert Heijn =
Does he
work
at Albert Heijn?
I write with my left hand =
Do I
write
with my left hand?
Slide 22 - Diapositive
WHAT NOW?
Work on the practice exercises on Can Do Online:
Studiemeter.nl
Can Do Online
Can Do Economie A2
Unit 1
Grammatica
Vragen stellen en vraagwoorden
Slide 23 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Present Simple Q & N
Juin 2022
- Leçon avec
38 diapositives
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Present Perfect
Juin 2022
- Leçon avec
37 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo, havo
Leerjaar 2,3
Week 5 O17 les 1 Present simple Impact F. Unit 2 p. 46-49
Janvier 2023
- Leçon avec
51 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Past Simple vs. Present Perfect
Juin 2022
- Leçon avec
38 diapositives
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Week 2: Passive (8B)
Août 2022
- Leçon avec
16 diapositives
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
1VE Some/Any + Plurals
Juin 2022
- Leçon avec
25 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1
Week 8, 2021, lj1, questions & question words
Octobre 2021
- Leçon avec
20 diapositives
Engels
MBO
Studiejaar 1
Modals
Juin 2022
- Leçon avec
17 diapositives
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2