Unit 4 - 2B

Unit 4
2B
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Unit 4
2B

Slide 1 - Diapositive

Gebruik van Bezit 

Bezit wordt meestal gebruikt om aan te geven van wie iets is:.

  • Patrick’s family
  • my mother's hands
  • his father's eyes
In het Engels zijn er drie manieren waarop je bezit kunt aangeven: 's / ' / …of…

Slide 2 - Diapositive

Bezit ´s / ´
´s of ´ achter een worod geeft aan van wie iets is

Bij 1 persoon ( enkelvoud ) altijd: ´s
Bij meervoud: als het woord eindigt op een s, alleen een ´

Slide 3 - Diapositive

Bezit ´s of ´
Sophie´s plan - Het plan van Sophie
James´s Dog - De hond van James

his parents´ shop - de winkel van zijn ouders
the teachers´ room -  de kamer van de leraren 

Slide 4 - Diapositive

Vraagwoorden 
Vraagwoorden: who, where , when , why , what , how

Who are you? - Wie ben jij?
Where are you? - Waar ben je?

Slide 5 - Diapositive

Vraagwoorden: what of which
Als je moet kiezen gebruik je what of which

- Er wordt niet aangegeven waaruit je moet kiezen: what
- Er wordt aangegeven waaruit je moet kiezen: which

Slide 6 - Diapositive

Vraagwoorden: what of which
What is your favourite colour?
Which colour is your favourite: red or blue ?

What sort of food do you like?
Which sandwich is that? Egg or cheese?

Slide 7 - Diapositive

This/that/these/those
Wil je iets aanwijzen wat dichtbij is?

Enkelvoud: this plate 
Meervoud: these plates

Slide 8 - Diapositive

This/that/these/those
Wil je iets aanwijzen wat ver weg is?

Enkelvoud: that plate
Meervoud: those plates

Slide 9 - Diapositive

Present continous
Vuistregel: am/is/are + werkwoord + ing

I am playing a game
You are playing a game
He/she/it is playing a game

Slide 10 - Diapositive

Present continious
Vragend: let op am/is/are vooraan de zin

Am I playing a game?
Are you playing a game?
Is he playing a game?

Slide 11 - Diapositive

Present continious
Ontkennend: am/is/are not + werkwoord + ing

I am not playing a game
You are not playing a game
He is not playing a game

Slide 12 - Diapositive