§3.3 - Reactievergelijkingen (les 2)

§3.3 - Reactievergelijkingen (les 2)
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp: 
JA!
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

§3.3 - Reactievergelijkingen (les 2)
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp: 
JA!

Slide 1 - Diapositive

Wat weet je nog van de vorige les?
Schrijf in een paar zinnen op waar je mee bezig bent geweest.

Slide 2 - Question ouverte

  • L3-15 Ik kan van een reactieschema een reactievergelijking maken.
  • L3-16 Ik kan een reactievergelijking kloppend maken door de coëfficiënten aan te passen.
Leerdoelen
Vooral met L3-16 ben je bezig geweest, deze les staat L3-15 meer centraal

Slide 3 - Diapositive

Deze les:
Terugblik vorige les
- nakijken reactievergelijkingen
- enkele checkvragen
Uitleg en oefening leerdoelen §3.3 
- enkele checkvragen
Huiswerk (online) §3.3 vraag 30 t/m 36

Slide 4 - Diapositive

Weet je nog? Atoombalans
  • Aantal en soort atomen voor en na de reactie zijn gelijk.
  • 'Kloppend maken' betekent de atoombalans kloppend maken.
  • Coëfficiënten in reactievergelijking veranderen, nooit de index! 
Uitleg van deze slide

Slide 5 - Diapositive


Maak de volgende vergelijking kloppend:
.....Fe (s) + ......O2 (g)                .........  Fe2O3 (s)
timer
3:00
A
B
C
D

Slide 6 - Quiz


Leg uit waarom de reactievergelijking in de afbeelding hiernaast fout is.

Slide 7 - Question ouverte


Leg uit waarom de reactievergelijking in de afbeelding hiernaast fout is.

Slide 8 - Question ouverte

1. Vorige les heb je deze reactievergelijkingen gemaakt. Pak je blaadje met je uitwerkingen erbij.
2. Kijk de reactievergelijkingen na. Bekijk de uitleg filmpjes nog een keer als je fouten hebt gemaakt.
3. Maak een foto van je nagekeken werk en plaats deze op de volgende slide.
Klik op de hotspot om de antwoorden te zien.
Antwoorden

Slide 9 - Diapositive

Plaats hier een foto van je nagekeken reactievergelijkingen.

Slide 10 - Question ouverte

Vast Kalium reageert met chloor tot het zout kaliumchloride.
Maak een reactievergelijking
Stap 1: schrijf het reactieschema (in woorden) op: 
Oefening: Schrijf deze reactievergelijking stap voor stap mee.
Tip:
Let op de fases, deze staan in de tekst erbij. Kaliumchloride is een zout. Wat heb je in 3.2 geleerd over een zout?
- een zout is altijd vast bij kamertemeratuur.

Slide 11 - Diapositive

Vast Kalium reageert met chloor tot het zout kaliumchloride.
Maak een reactievergelijking.
Stap 1: schrijf het reactieschema op:

Stap 2: Schrijf de formules eronder:

Kalium (s) + chloor (g) --> kaliumchloride (s)
Oefening: Schrijf stap voor stap mee
Tip:
Let goed op dat je niet de symbolen van de elementen opschrijft maar van de moleculen.
- Kalium is een metaal dus is hetzelfde als een element.
- chloor is een niet-metaal, deze moet je kennen (tabel 3.2 §3.1)
- kaliumchloride is een zout, er staan geen griekse telwoorden in. Schrijf de formule als KCl (als dit in een toets anders is krijg je de formule)

Slide 12 - Diapositive

Vast Kalium reageert met chloor tot het zout kaliumchloride.
Maak een reactievergelijking.
Stap 1: schrijf het reactieschema op:

Stap 2: Schrijf de formules eronder:

Stap 3: Tel de atomen links en rechts:

Kalium (s) + chloor (g) --> kaliumchloride (s)
K (s) + Cl2 (g) --> KCl (s)
schrijf stap voor stap mee.
Tip:
Zorg dat je de atomen in 1 regel naast elkaar schrijft. 
Dus: K (s) + Cl2 (g) --> KCl (s)
          K =                         K=

Slide 13 - Diapositive

Vast Kalium reageert met chloor tot het zout kaliumchloride.
Maak een reactievergelijking.
Stap 1: schrijf het reactieschema op:

Stap 2: Schrijf de formules eronder:

Stap 3: Tel de atomen links en rechts:

Stap 4: Maak de reactie kloppend.

Kalium (s) + chloor (g) --> kaliumchloride (s)
K (s) + Cl2 (g) --> KCl (s)
K (s) + Cl2 (g) --> KCl (s)
K   = 1                     K = 1
Cl  = 2                    K = 1
Schrijf stap voor stap mee
Tip:
- Begin aan de kant waar je de minste atomen hebt. 
- Je kunt alleen aantal moleculen (coëfficïenten)aanpassen, geen index.
- let goed op bij een verandering van coëficïent kunnen er meerdere antoom aantallen veranderen.

Slide 14 - Diapositive

Vast Kalium reageert met chloor tot het zout kaliumchloride.
Maak een reactievergelijking.
Stap 4: Maak de reactie kloppend.



Stap 5: Controleer of je het goed doet en schrijf de fases erbij.

2 K (s) + Cl2 (g) -->  2 KCl (s)
K   = 1, 2                 K = 1,  2
Cl  = 2                    Cl = 1,  2
/
/
/
Schrijf stap voor stap mee
2 K (s) + Cl2 (g) --> 2 KCl (s)

Slide 15 - Diapositive


Maar de reactievergelijking van de volgende reactie:
Waterstof en stikstof reageren met elkaar tot het gas ammoniak.
Plaats een foto van je uitwerking hieronder.
Let goed op wat de molecuulformules zijn:
Ammoniak moet je ook kennen!

Slide 16 - Question ouverte

Neem de volgende 5 reactievergelijkingen over in je schrift en maak ze kloppend. Lever op de volgende slide de foto's in.

Slide 17 - Diapositive

Bewijs

Slide 18 - Question ouverte

Huiswerk
Alle foto's ingeleverd?
  • Foto van nagekeken reactievergelijkingen
  • Foto van reactievergelijking ammoniak
  • Foto van 5 kloppend gemaakte reactievergelijkingen

Slide 19 - Diapositive