Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Welkom!
Vandaag gaan we de quiz spelen:
Ik hou van Wiskunde!
Slide 1 - Diapositive
Hoe?
We spelen in stamgroepjes;
4 rondes
via Lesson Up
Slide 2 - Diapositive
Ronde 1: Spellingsronde
Een persoon per team geeft het antwoord. De juiste spelling levert 1 punt op. De teamleider wijst iemand uit het groepje aan die het antwoord opschrijft op papier en het de docent laat zien
Slide 3 - Diapositive
Spel het volgende woord dat de docent noemt:
Slide 4 - Question ouverte
Wat is dit voor ding?
Slide 5 - Question ouverte
Schrijf op de juiste manier het volgende woord op:
Slide 6 - Question ouverte
Wat betekent deze afkorting?
Slide 7 - Question ouverte
Welk figuur is dit?
Slide 8 - Question ouverte
Hoe noem je deze bewerking? Gebruik niet het woord 'keer'!
Slide 9 - Question ouverte
Wat betekent 'procent'?
Slide 10 - Question ouverte
HINTS
uit elk groepje komt 1 persoon voor de klas staan. Zij moeten dan raden wel woord er op het bord en de Ipad staat. Wie het het eerst weet, wint.
Slide 11 - Diapositive
Half
Slide 12 - Diapositive
1 Meter
Slide 13 - Diapositive
HOEK
Slide 14 - Diapositive
Kies het juiste antwoord
Slide 15 - Diapositive
WAT IS DE SOM VAN 5 EN 10 ?
A
50
B
5
C
15
D
2
Slide 16 - Quiz
WELK FIGUUR ZIE JE HIER ?
A
Bol
B
Kubus
C
Cilinder
D
Balk
Slide 17 - Quiz
Hoeveel centimeter is een meter?
A
1
B
10
C
100
D
1000
Slide 18 - Quiz
Hoeveel graden is deze hoek?
A
80 graden
B
90 graden
C
95 graden
Slide 19 - Quiz
Hoeveel graden is deze hoek?
A
140 graden
B
130 graden
C
135 graden
D
125 graden
Slide 20 - Quiz
Hoeveel procent is 20 van 80?
A
35%
B
50%
C
40%
D
25%
Slide 21 - Quiz
Je wil een jas kopen van 115 eu. Je krijgt 5% korting. Hoeveel euro korting krijg je?
A
5,00
B
5,75
C
4,50
D
5,25
Slide 22 - Quiz
Snel rekenen! Welke groep weet het snelste het goede antwoord!
Slide 23 - Diapositive
(7 +2) + 3 x 2 =
Slide 24 - Question ouverte
8 × (99 − 31 × 3) =
Slide 25 - Question ouverte
34 : (8 × 4 : 16) =
Slide 26 - Question ouverte
De lengte van een veld is 36 meter. De breedte 20 meter. Wat is de omtrek van dit veld?