Kapitel 3.4 Das Adjektiv

1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
        
- Ik ken het verschil tussen der-, ein- en null-groep.
- Ik kan bijvoeglijke naamwoorden in  de 
juiste naamval zetten.

Slide 2 - Diapositive

Was ist ein Adjektiv
(bijvoeglijk naamwoord)? Beispiel?

Slide 3 - Carte mentale

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
Das ist ein Auto.

Das ist ein rotes Auto.

Das ist ein rotes, schnelles Auto

Slide 4 - Diapositive

Adjektive
Het bijvoeglijk naamwoord (Adjektiv) geeft een eigenschap van een zelfstandig naamwoord aan en krijgt een uitgang!

De uitgang is afhankelijk van:
1. Het woord dat eraan voorafgaat (der-, ein- of null-groep)
2. De naamval van de woordgroep
3. Het geslacht 
4. getal  (meervoud) van het zelfstandige naamwoord



Slide 5 - Diapositive

3 Gruppen (schema' s)
  • Der-groep 
    '' der kluge Schüler"
     
  • Ein-groep
    "ein kluger Schüler"
  • Null-groep (als er geen lidwoord staat)
    Kluge Schüler


... als je niet meer weet wat de Der- of Ein-Gruppe ist, kijk naar de volgende video 




Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Nu kijken we naar de
uitgangen!

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Slide 10 - Diapositive

Welke uitgang komt het meest voor bij bijvoegelijke naamwoorden?
A
-er
B
-es
C
-e
D
-en

Slide 11 - Quiz

Welke uitgang vallen bij de ein-groep buiten de sleutel?
A
-er
B
-es
C
-e
D
-en

Slide 12 - Quiz

Welke uitgang vallen bij de der-groep buiten de sleutel?
A
-er
B
-es
C
-e
D
-en

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Diapositive




En als er geen lidwoord staat?

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Wat valt je op bij de uitgangen van dit schema?

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

En hoe onthoud ik
dit allemaal?

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Jetzt üben wir!

Slide 21 - Diapositive

Ich habe ein ______ (mooi) Haus.
A
schön
B
schönes
C
schöne
D
schöner

Slide 22 - Quiz

Mein Hund ist __________ (een lieve) Hund.
A
ein lieb Hund
B
einen liebe Hund
C
einen lieben Hund
D
ein lieber Hund

Slide 23 - Quiz

_______ (de stille vrouw) hat ihr Auto kaputt gefahren.
A
Die stille Frau
B
Der stillen Frau
C
Die stiller Frau
D
Der stille Frau

Slide 24 - Quiz

Während __________ (de lange) Ferien, machen wir nichts.
A
die lange
B
des lang
C
der langen
D
die langer

Slide 25 - Quiz

Wat is de meest voorkomende uitgang van het Adjektiv?
A
e
B
en
C
er
D
es

Slide 26 - Quiz

Ein-Gruppe: Wat is de Adjektiv-uitgang voor de 4e naamval onz?
--> Ein klein___ Kind
A
en
B
er
C
e
D
es

Slide 27 - Quiz

Der-Gruppe: Wat is de Adjektiv-uitgang voor de 4e naamval mv?
--> Die toll___ Bücher
A
en
B
er
C
e
D
es

Slide 28 - Quiz

Ein-Gruppe: Wat is de Adjektiv-uitgang voor de 3e naamval vrl?
--> Einer groß___ Frau
A
en
B
er
C
e
D
es

Slide 29 - Quiz

Der-Gruppe: Wat is de Adjektiv-uitgang voor de 1e naamval mnl?
--> Der nett___ Mann
A
en
B
er
C
e
D
es

Slide 30 - Quiz

Null-Gruppe: Wat is de Adjektiv-uitgang voor de 4e naamval mv?
--> toll___ Bücher
A
en
B
er
C
e
D
es

Slide 31 - Quiz

Check: Hoe kan ik de uitgangen van het bijvoeglijk naamwoord onthouden?
A
met een auto
B
met een huis
C
met een dier
D
met een sleutel

Slide 32 - Quiz

Check: Van welke factoren hangt de uitgang van een bijvoeglijk naamwoord af?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Woord dat eraan voorafgaat (der- of ein - Gruppe)
B
Of het zelfstandig naamwoord in meervoud of enkelvoud staat
C
De naamval van de woordgroep
D
Geslacht van het zelfstandig naamwoord

Slide 33 - Quiz

Lesdoel behaald?
Ik kan bijvoeglijke naamwoorden in de juiste naamval zetten.
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Sondage

Aufgaben
- Kapitel § 3.4, Aufgaben 36, 37, 38 (S. 120 + hb 28)
- Kapitel § 3.5 40, 41 (S. 122)

Fertig? Lerne mit dem Na Klar! Worttrainer!

Slide 35 - Diapositive