dinsdag 16 februari A2

welke woorden ken je met het woord 'sneeuw' in het woord?
1 / 40
suivant
Slide 1: Question ouverte
NT2MBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 75 min

Éléments de cette leçon

welke woorden ken je met het woord 'sneeuw' in het woord?

Slide 1 - Question ouverte

wat is dit?

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Dit gaan we vandaag doen:
  • thema Winter in Nederland afmaken. 
  • starten met thema avocado's zijn populair
  • dictee

Slide 7 - Diapositive

de lesdoelen: na deze les:
kun je:
  • zinnen schrijven met persoonlijke voornaamwoorden.
  • Antwoord geven op vragen met het juiste persoonlijke voornaamwoord. 
  • aan iemand anders uitleggen hoe het onderwijs in Nederland eruit ziet. 

Slide 8 - Diapositive

terugkijken :
Dit is mijn boek. Het boek is van......

Slide 9 - Question ouverte

Dit is Iman's boek. Het is.......boek.

Slide 10 - Question ouverte

Dit is Habtom's boek. Het is......boek.

Slide 11 - Question ouverte

Dit is ons boek. Het boek is van.......

Slide 12 - Question ouverte

dit is uw boek. Het boek is van.........

Slide 13 - Question ouverte

Mijn boodschappen vallen op de grond. Een vrouw helpt............

Slide 14 - Question ouverte

De docent praat met de leerlingen. Ze praat met............

Slide 15 - Question ouverte

Wil je naar een feest met ons?
Ja, ik wil naar een feest met........

Slide 16 - Question ouverte

persoonlijk voornaamwoord 4.12
Welke persoonswoorden kun je gebruiken om te praten over dingen?
enkelvoud: de woord: hem. Bijvoorbeeld: De radio staat daar. Hij is aan. Zet jij hem zachter?
enkelvoud: het woord: het. Bijvoorbeeld: Het armbandje ligt op tafel. Het is mooi. Ik draag het elke dag. 

Slide 17 - Diapositive

Meervoud:: ze. Bijvoorbeeld: Hij geeft me drie boeken. Ze zijn heel leuk. Ik lees ze allemaal. 

Weet je nog wat onderwerp betekent?
En wat betekent lijdend voorwerp?

spreekopdracht: luister naar de docent en geef antwoord. 

Slide 18 - Diapositive

Dictee. Luister naar de docent. 

Slide 19 - Diapositive

woord 1 dictee 4.11

Slide 20 - Question ouverte

woord 2:

Slide 21 - Question ouverte

woord 3

Slide 22 - Question ouverte

woord 4

Slide 23 - Question ouverte

woord 5

Slide 24 - Question ouverte

woord 6

Slide 25 - Question ouverte

Winter in Nderland
Wat is het onderwerp van dit thema?

Slide 26 - Diapositive

opleidingen. welke woorden ken jij?

Slide 27 - Carte mentale

5.1
Wat betekent theorie?
Wat betekent praktijk?
Welk beroep zou jij later willen hebben?

Slide 28 - Diapositive

Het Omniacollege is een:
A
middelbare school
B
hbo
C
mbo
D
vwo

Slide 29 - Quiz

5.1 samen:
opdracht 6: regels meervoud. 
opdracht 8
opdracht 10
opdracht 12+ blauwe woorden. 
Opdracht 21

Slide 30 - Diapositive

heb je de lesdoelen bereikt?

Slide 31 - Diapositive

huiswerk voor donderdag
Lees minimaal 5 bladzijdes uit je leesboek

Slide 32 - Diapositive

welke eigenschappen heeft stuifsneeuw?

Slide 33 - Carte mentale

Slide 34 - Carte mentale

Wat is een koude golf?
A
Koud zeewater
B
minimaal 5 dagen dat het vriest
C
als de ramen in de winter open staan
D
koude wind vanuit de Noordpool

Slide 35 - Quiz

waardoor heeft het verkeer overlast tijdens het winterse weer?

Slide 36 - Question ouverte

Maak 1 zin met het woord pret en sneeuw erin

Slide 37 - Question ouverte

maak het woord langer.
sneeuw........

Slide 38 - Question ouverte

Maak het woord langer.
ijs........

Slide 39 - Question ouverte

Maak het woord langer.
maar nu ervoor
..........schoen

Slide 40 - Question ouverte