Herhalingsles SO Unité 4 partie 1

Bonjour & bienvenue!
 
Bienvenue!
mardi 18 mai
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Bonjour & bienvenue!
 
Bienvenue!
mardi 18 mai

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen Unité 4
  •   Je kunt een eenvoudig reisverslag begrijpen.
  •  Je kunt framgenten begrijpen die gaan over:
  1.  Reizen met het openbaar vervoer.
  2. Omroepberichten.
  3. Chansons.

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen Unité 4
Je kunt:

  • Iemand de weg vragen en wijzen in het openbaar vervoer.
  • Een eenvoudig reisverslag van een stedentrip schrijven.

Slide 3 - Diapositive

Hoofdstukinleiding: Paris
Een paar bezienswaardigheden in Parijs:
  1. la tour Eiffel
  2. le Sacré-Coeur
  3. l'Arc de Triomphe
  4. les Champs-Élysées
  5. le bois de Boulogne
  6. le Louvre avec La Joconde
  7. La Seine avec les quais

Slide 4 - Diapositive

Noem enkele
bezienswaardigheden
in Parijs:

Slide 5 - Carte mentale

Het weer...
  • het is mooi weer  /   il fait beau
  • de zon schijnt     /   il fait du soleil
  • het is warm         /   il fait chaud
  • het is koud         /    il fait froid
  • het waait           /    il fait du vent

Slide 6 - Diapositive

Het weer...
  • Wat voor weer is het?
  • Quel temps fait-il?

  • het regent     /   il pleut
  • het sneeuwt  /   il neige

Slide 7 - Diapositive

De zon schijnt.

Slide 8 - Question ouverte

Het is koud.

Slide 9 - Question ouverte

Het regent.

Slide 10 - Question ouverte

Het waait.

Slide 11 - Question ouverte

Het is warm.

Slide 12 - Question ouverte

Het sneeuwt.

Slide 13 - Question ouverte

partir = vertrekken
  • je pars (ik vertrek)
  • tu pars (jij vertrekt)
  • il /elle / on part (hij / zij / men vertrekt)
  • nous partons (wij vertrekken)
  • vous partez (jullie vertrekken / u vertrekt)
  • ils / elles partent (zij vertrekken)

Slide 14 - Diapositive

ik vertrek

Slide 15 - Question ouverte

jij vertrekt

Slide 16 - Question ouverte

hij vertrekt

Slide 17 - Question ouverte

zij vertrekt

Slide 18 - Question ouverte

men vertrekt

Slide 19 - Question ouverte

wij vertrekken

Slide 20 - Question ouverte

jullie vertrekken / u vertrekt

Slide 21 - Question ouverte

zij vertrekken

Slide 22 - Question ouverte

Werkwoorden op -er
  • aankomen = arriver
  • ik kom aan = j'arrive
  • jij komt aan = tu arrives
  • hij komt aan = il arrive
  • wij komen aan = nous arrivons
  • jullie komen aan = vous arrivez
  • zij komen aan = ils arrivent

Slide 23 - Diapositive

wij komen aan

Slide 24 - Question ouverte

jij komt aan

Slide 25 - Question ouverte

ik kom aan

Slide 26 - Question ouverte

Herhaling...
Let op, er zit ook wat herhaling in het SO...

  • In de zomer =  en été
  • in de winter = en hiver
  • in de herfst = en automne
  • in de lente = au printemps

Slide 27 - Diapositive

in de lente

Slide 28 - Question ouverte

in de herfst

Slide 29 - Question ouverte

in de zomer

Slide 30 - Question ouverte

in de winter

Slide 31 - Question ouverte

avoir
être
aller
j'ai
je suis
je vais
tu as
tu es
tu vas
il a
il est
il va
nous avons
nous sommes
nous allons
vous avez
vous êtes
vous allez
ils ont
ils sont
ils vont

Slide 32 - Diapositive

Zelf zinnen maken...
  • wij gaan
  • nous allons
  • al
  • déjà
  • aankomen
  • arriver 

Slide 33 - Diapositive

Wij gaan al aankomen.

Slide 34 - Question ouverte

Les devoirs:
SO Unité 4
Apprendre 1 tot en met 4

Slide 35 - Diapositive

Bonne chance et à la prochaine!

Slide 36 - Diapositive