2. Hoe leer je woordjes?

Hoe leer ik woordjes?
Mentorles
kiwi
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
Leren-lerenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoe leer ik woordjes?
Mentorles
kiwi

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
In deze les gaan we.....
1
2
3
Lesdoelen bespreken.
Tips om woordjes te leren.
Ervaren welke manier van woordje sleren bij jou past.

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
  • Je leert trucjes gebruiken bij het oefenen van woordjes.
  • Je kunt aangeven welke manier van woordjes leren het beste bij jou past.

Slide 3 - Diapositive

Voordat we starten...
Onthoud de volgende producten:





Slide 4 - Diapositive

5 Engelse woorden...
Strange - vreemd
Disgusting - walgelijk
Comment - opmerking
Bill - rekening
Bowl - bak
timer
0:30

Slide 5 - Diapositive

5 Engelse woorden...
Strange 
Disgusting 
Comment 
Bill 
Bowl 
timer
0:30

Slide 6 - Diapositive

Hoeveel minuten kun je het beste per dag woordjes leren?
A
vijf minuten
B
tien minuten
C
een kwartier
D
een half uur

Slide 7 - Quiz

Tips voor woordjes leren
Iedere dag 10 minuten woordjes leren werkt het best.
De overhoorprogramma's op internet gaan ook uit van tien minuten per dag. 
kiwi

Slide 8 - Diapositive

Hoe leer jij woordjes?

Slide 9 - Question ouverte

Welke manieren ken je om woordjes te leren?

Slide 10 - Diapositive

Welke manieren zijn er?
! Wist je dat het veel herhalen van woordjes erg goed is om ze voor langere tijd te onthouden? 

1. Memory
2. Flashcards
3. Afdekmethode
4. Zinnen maken (verhaal bij maken)
5. Overhoren (via internet)

In de volgende dia's bespreken wij ze even kort.

Slide 11 - Diapositive

Memory
Nodig: kleine papiertjes

Op ieder kaartje schrijf je een woord in de taal die je moet leren
De Nederlandse vertaling schrijf je op andere kaartjes
Zoek de kaartjes in de vreemde taal bij de kaartjes met de juiste vertaling

kiwi

Slide 12 - Diapositive

Flashcards
Nodig: kleine papiertjes

Op ieder kaartje schrijf je aan de ene kant een woord in de taal die je moet leren en op de andere kant de Nederlandse vertaling.
Je probeert de vertaling te raden en controleert jezelf door het kaartje om te draaien. 


Slide 13 - Diapositive

De afdekmethode
Leg je hand of een stuk papier op de Nederlandse woorden en probeer de vreemde woorden zelf te vertalen, of andersom.
kiwi

Slide 14 - Diapositive

Zinnen maken met de woordjes die je moet leren of maak er een verhaal van.



Een verhaal maken kan je soms helpen om woordjes beter te onthouden. Je kunt je er dan iets bij voorstellen en ziet er een beeld bij. Misschien geldt dat ook voor jou.

Hoe gekker het verhaaltje, hoe beter je het meestal onthoudt!
Kiwi

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Overhoren
Laat je overhoren door een klasgenoot, vriend of vriendin of iemand thuis of via internet op www.studygo.nl



 

Slide 17 - Diapositive

Welke methode heb je al eens uitgeprobeerd?
A
memory
B
de afdekmethode
C
woordjes gebruiken in zinnen
D
overhoren

Slide 18 - Quiz

Wij gaan het nu zelf ervaren!
Deel 1: Flashcards  (7 min)
Deel 2: Afdekmethode (4 min)
Deel 3: zinnen maken of een verhaal schrijven (5min)

                
timer
5:00

Slide 19 - Diapositive

Overhoren!
De docent noemt een aantal Engelse en 
Duitse woorden. Schrijf de Nederlandse vertaling op.

Gebruik het wisbordje.

Slide 20 - Diapositive

Schrijf de 5 producten op die je in het begin van de les hebt gezien:

Slide 21 - Question ouverte

Quizlet!
Open je laptop.
We spelen quizlet.

Slide 22 - Diapositive

Welk product kon je het beste onthouden? Waar komt dit door?

Slide 23 - Question ouverte

Voordat we starten...
Onthoud de volgende producten:





Slide 24 - Diapositive

Herhalen, herhalen!
   Het woord "kiwi" stond 7x in de presentatie..... Zo werkt het dus ook met woordjes leren. Herhalen, herhalen, herhalen!

Wist je dat: Je een woord minstens 7x moet tegenkomen voordat het blijft hangen! 

Slide 25 - Diapositive

Welke manier van woordjes leren past het beste bij mij en waarom?

Slide 26 - Question ouverte