Modals

Welcome
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welcome

Slide 1 - Diapositive

Welcome!

  • Na deze les:
  • Weet je hoe je de werkwoorden can/could/should en have to moet gebruiken.
  • Weet je wanneer je deze moet gebruiken.

Slide 2 - Diapositive

should-have to
Deze hulpwoorden gebruik je om te zeggen dat er iets moet gebeuren.
1. Should =advies.
2. have to = het moet, het is verplicht.

Slide 3 - Diapositive

Should
Should = advies
You should stop eating fast food if you want to stay healthy. 

You should wear a warm coat if you don't want to get cold. 

Slide 4 - Diapositive

Have to
Have to = verplicht.
All drivers have to stop in front of a red traffic light!

Slide 5 - Diapositive

Een modal verandert meestal niet van vorm
I
should
go
to school.
You
should 
go
to school.
He/She/It
should
go 
to school.
We
should
go
to school.
They
should
go 
to school.

Slide 6 - Diapositive

Have to
Dit is de enige modal die wel verandert:

I
have to 
go
to school.
You
have to
go
to school.
He/she/it
has to
go
to school.
We
have to 
go
to school
They
have to
go
to school

Slide 7 - Diapositive

can/could
Je gebruikt can of could vooraan een vraag als je vraagt of jij/iemand anders iets kan doen.

Can you call me back?
Could you give me some money, please?

Could is de beleefde versie van can!

Slide 8 - Diapositive

Hoe vraag je aan een vriend(in):
Kun je het raam open doen?

Slide 9 - Question ouverte

Hoe vraag je aan je vader of moeder:
Kun je me helpen?

Slide 10 - Question ouverte

Hoe vraag je aan je leraar:
Kunt u mij alstublieft helpen?

Slide 11 - Question ouverte

Vraag aan iemand die je niet kent:
Kunt u mij alstublieft vertellen hoe laat het is?


Slide 12 - Question ouverte

Samenvattend: 

  • Can, could, should, have to and must zijn hulpwerkwoorden. 
  • Deze werkwoorden veranderen niet van vorm, behalve have to. Bij he/she/it wordt het has to.
  • Ze staan voor het echte werkwoord. 

Slide 13 - Diapositive

Done!
What did we learn?

Slide 14 - Diapositive

Ik weet nu wat modals zijn en hoe ik daar zinnen mee kan maken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Sondage

Wat ga je doen? 

  • T/Havo: open je boek op blz. 116 en maak oefeningen 52 a, b, c en d,  53, 54. 
  • KGT: open je boek op blz. 112 en maak oefening 57 a, b,  58 en 59 a en b. 
  • Klaar: kijk de antwoorden na met een antwoordblad. 
  • Klaar: ga verder met het lezen van je boek: morgen boektoets. 

Slide 16 - Diapositive