1. - is iedereen er? 2. bron G : Phrases-clés 3. bron H : de ww op ir
4. Taakwerk week 48: laatste dia
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3
Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
3TL - vr. 29 december 2024
1. - is iedereen er? 2. bron G : Phrases-clés 3. bron H : de ww op ir
4. Taakwerk week 48: laatste dia
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
de ww op -er
van regelmatige ww op -er
in de présent
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
de ww op -ir
van regelmatige ww op -ir
in de présent
Slide 5 - Diapositive
de regelmatige ww op -ir
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
groot worden = grandir ik word groot = ...
A
je grandis
B
tu grandis
C
il grandit
D
elle grandit
Slide 8 - Quiz
groot worden = grandir jij wordt groot = ...
A
je grandis
B
tu grandis
C
il grandit
D
elle grandit
Slide 9 - Quiz
groot worden = grandir hij wordt groot = ...
A
je grandis
B
tu grandis
C
il grandit
D
elle grandit
Slide 10 - Quiz
groot worden = grandir zij wordt groot = ...
A
je grandis
B
tu grandis
C
il grandit
D
elle grandit
Slide 11 - Quiz
groot worden = grandir wij worden groot = ...
A
nous grandissons
B
vous grandissez
C
ils grandissent
D
elles grandissent
Slide 12 - Quiz
groot worden = grandir jullie worden groot = ...
A
nous grandissons
B
vous grandissez
C
ils grandissent
D
elles grandissent
Slide 13 - Quiz
groot worden = grandir zij (mnl mv) worden groot = ...
A
nous grandissons
B
vous grandissez
C
ils grandissent
D
elles grandissent
Slide 14 - Quiz
groot worden = grandir zij (vrl mv) worden groot = ...
A
nous grandissons
B
vous grandissez
C
ils grandissent
D
elles grandissent
Slide 15 - Quiz
je finis
tu finis
il finit
elle finit
ik stop
jij stopt
hij stopt
zij stopt
Slide 16 - Question de remorquage
nous finissons
vous finissez
ils finissent
elles finissent
wij stoppen
jullie stoppen
u stopt
ze (mnl) stoppen
zij (vrl) stoppen
Slide 17 - Question de remorquage
Opdracht- zet in de goede vorm: Je ................................. (rougir) facilement.
Slide 18 - Question ouverte
Opdracht- zet in de goede vorm: Nous ...................... (choisir) une chanson.
Slide 19 - Question ouverte
Opdracht- zet in de goede vorm: Tu .......................... (choisir) des pommes de terre?
Slide 20 - Question ouverte
Opdracht- zet in de goede vorm: Vous ............................... (réussir)?
Slide 21 - Question ouverte
Opdracht- zet in de goede vorm: Marc et Eline ............................ (remplir) le formulaire.
Slide 22 - Question ouverte
Opdracht- zet in de goede vorm:
1. Je .................................... (rougir) facilement. 2. Nous .............................. (choisir) une chanson.
3. Tu ............................... (choisir) des pommes de terre? 4. Vous ............................... (réussir)? 5. Marc et Eline ............................ (remplir) le formulaire.
Slide 23 - Diapositive
Antwoorden:
1. Je rougis (rougir) facilement.
2. Nous choisissons (choisir) une chanson.
3. Tu choisis (choisir) des pommes de terre?
4. Vous réussissez (réussir) ?
5. Marc et Eline remplissent (remplir) le formulaire.