Friese taal

Frysk
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
FryskMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Frysk

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Simmer yn Fryslân
A
Lente in Friesland
B
Herfst in Friesland
C
Winter in Friesland
D
Zomer in Friesland

Slide 3 - Quiz

Hoeveel letters heeft het Friese alfabet?

Slide 4 - Question ouverte

Fryske wurden

Slide 5 - Diapositive

mem
A
mama
B
papa
C
zoon
D
dochter

Slide 6 - Quiz

heit
A
mama
B
papa
C
zoon
D
dochter

Slide 7 - Quiz

pake
A
oma
B
opa
C
vader
D
moeder

Slide 8 - Quiz

beppe
A
oma
B
opa
C
vader
D
moeder

Slide 9 - Quiz

famke
A
meisje
B
jongen
C
zoon
D
dochter

Slide 10 - Quiz

jonkje
A
meisje
B
jongen
C
zoon
D
dochter

Slide 11 - Quiz

bérn
A
baby
B
kind
C
man
D
vrouw

Slide 12 - Quiz

skoalle
A
school
B
klas
C
les
D
leerling

Slide 13 - Quiz

kaai
A
sleutel
B
kaas
C
kraai
D
prullenbak

Slide 14 - Quiz

skuon
A
broek
B
trui
C
sokken
D
schoenen

Slide 15 - Quiz

ko
A
hond
B
schaap
C
koe
D
paard

Slide 16 - Quiz

Frysk Hynder
A
Friese hond
B
Fries schaap
C
Friese koe
D
Fries paard

Slide 17 - Quiz

Sûkerbôle
A
snoep
B
suikerbrood
C
krentenbrood
D
koek

Slide 18 - Quiz

holle
A
neus
B
oor
C
gezicht
D
hoofd

Slide 19 - Quiz

grut
A
dik
B
dun
C
groot
D
klein

Slide 20 - Quiz

lyts
A
dik
B
dun
C
groot
D
klein

Slide 21 - Quiz

sliepe
A
staan
B
zitten
C
lopen
D
slapen

Slide 22 - Quiz

stean
A
staan
B
zitten
C
lopen
D
slapen

Slide 23 - Quiz

sitte
A
staan
B
zitten
C
lopen
D
slapen

Slide 24 - Quiz

rinne
A
staan
B
zitten
C
lopen
D
slapen

Slide 25 - Quiz

Kleurje
grien
giel
read
pears
brún

Slide 26 - Diapositive

Groetsje

Slide 27 - Diapositive

Goeie
A
hallo
B
tot morgen
C
tot ziens
D
fijne dag nog

Slide 28 - Quiz

Oant sjen
A
doei
B
tot ziens
C
tot morgen
D
fijne dag nog

Slide 29 - Quiz

Oant moarn
A
doei
B
tot ziens
C
tot morgen
D
fijne dag nog

Slide 30 - Quiz

Rêd Fryske sinnen

Slide 31 - Diapositive

Ik gjin fuort.
A
Ik ga weg.
B
Dat weet ik niet.
C
D

Slide 32 - Quiz

Dot wit ik net.
A
Ik ga weg.
B
Dat weet ik niet.
C
D

Slide 33 - Quiz

Bin we moai fuort net.
A
Wat zijn we mooi weg.
B
Wat is het hier mooi.

Slide 34 - Quiz

As it net kin sa't it moat, dan moat it mar sa't it kin.
A
Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan.
B
Het gaat niet zoals het moet vandaag, dus doen we het anders.

Slide 35 - Quiz

Provincies van Nederland
Noord-Holland
Zeeland
Overijssel
Groningen
Gelderland
Friesland
Flevoland
Noord-Brabant
Zuid-Holland
Limburg
Drenthe
Utrecht

Slide 36 - Question de remorquage

De ein

Slide 37 - Diapositive

welke twee letters missen in het Friese alfabet?

Slide 38 - Question ouverte