P1 - Les 5A - paragraaf 2.3 opbouw verzorgingsstaat

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 4

Welkom bij geschiedenis

Lesdoelen

• Je kunt verschillende vormen van sociale voorzieningen in Nederland benoemen.
• Je kunt het verschil benoemen tussen sociale wetten, sociale voorzieningen en sociale verzekeringen

Onze afspraken

1. In onze klas mag je altijd een vraag stellen. 
2. Rust in de klas                                        - Als ik uitleg -> stilte.                          - Geconcentreerd werken -> stilte
3. Telefoon, jassen, petten en AirPods zijn niet zichtbaar zonder mijn toestemming. 
4. Vertrouwen

Staatsinrichting 

van Nederland

Oefenen

Wat is: Sociale zekerheid?

1. Verbod op kinderarbeid
2. Een samenleving waarin de overheid veel zaken regelt voor de burgers.
3. Financiële steun van de overheid voor mensen die dat nodig hebben.
4. Recht op onderwijs

Wat is: Verzorgingsstaat?

1. Recht op zorg in een ziekenhuis als je dat nodig hebt
2. Een samenleving waarin de overheid veel zaken regelt voor de burgers.
3. Financiële steun van de overheid voor mensen die dat nodig hebben.
4. Recht op pensioen.

Bij welke partij hoort deze persoon?

1. Vrijheidsbond
2. Anti-Revolutionaire Partij (ARP)
3. Rooms-Katholieke Staatspartij (RKSP)
4. Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP)

8 uur werken
8 uur slapen
8 uur vrije tijd

Welke partij wil dit bereiken voor de arbeiders?

1. SDAP
2. Vrijheidsbond
3. RKSP
4. ARP

Welke partij wilde algemeen kiesrecht voor mannen?

1. ARP
2. SDB
3. SDAP
4. liberale Unie

Welke politieke leider kwam op voor de 'gewone mens' of 'kleine luyden'?

1. Schaepman
2. Thorbecke
3. Troelstra
4. Kuyper

Welke socialistische partij wilde een parlementaire democratie?

1. SDB
2. SDAP

Wat is een vakbond?

1. een groep werknemers die zich verenigt
2. Een groep werkgevers die zich verenigt
3. Kleding die vaak werd gebruikt bij protesten
4. Politici die hun politieke ideeën baseren op arbeid

Nederland kreeg in 1848 een nieuwe grondwet. Hieronder staan vier uitspraken over deze grondwet. Welke twee uitspraken zijn juist?

1. Met de nieuwe grondwet werd de schoolstrijd opgelost.
2. Nederland werd een constitutionele monarchie.
3. Het kiessysteem van evenredige vertegenwoordiging werd in de grondwet vastgelegd.
4. De nieuwe grondwet was het begin van de ministeriële verantwoordelijkheid.

In 1960 was er een groot tekort aan woningen. Daarom vond de Tweede Kamer dat er extra woningen moesten worden gebouwd. Het kabinet weigerde dit, omdat er niet genoeg bouwvakkers waren. Daarop moest het kabinet aftreden.
Welke uitspraak bij de tekst is juist?

Bij een ruzie tussen het kabinet en de Tweede Kamer:

1. bepaalt de koning(in) wie gelijk heeft.
2. is de Tweede Kamer de baas.
3. worden de leden van de Tweede Kamer ontslagen.

Wat was geen maatregel tijdens de wederopbouw?

1. Bonnensysteem
2. Sociale wetten
3. Lage loonpolitiek
4. sociale verzekeringen

Wat waren twee oorzaken van de sociale kwestie?

1. Verbod op kinderarbeid
2. Invoering sociale grondrechten
3. Armoede & slechte hygiëne
4. Recht op onderwijs

Socialisten vinden ... het allerbelangrijkste:

1. gelijkheid
2. vrijheid
3. veiligheid
4. vrije tijd

Liberalen vinden ... het aller belangrijkste

1. vrijheid
2. gelijkheid
3. geld
4. geloof

Waarom zaten er lang geen socialisten in de Nederlandse regering?

1. De socialisten waren net opgericht en moesten nog bekend worden.
2. Mensen dachten dat de socialisten gevaarlijk waren
3. De koning wilde niet dat er socialisten macht zouden krijgen.
4. Er was censuskiesrecht, daardoor mochten alleen de 'rijken' stemmen.

Wie is dit?

1. Hendrick Colijn
2. Willem Drees
3. Wim Kok
4. Pieter Jelles Troelstra

Hoeveel leden heeft de Eerste Kamer?

1. 45
2. 55
3. 65
4. 75

Hoeveel leden heeft de Tweede Kamer?

1. 100
2. 120
3. 130
4. 150

Leg in eigen woorden uit wat werkverschaffingsprojecten waren en waarom deze nodig waren.

Bij welke zuil hoort hetgeen je in deze foto ziet?

1. Socialisten
2. Protestanten
3. Rooms-Katholieken
4. Liberalen

Ministeriële verantwoordelijkheid betekent dat

1. De minister is verantwoordelijk voor zichzelf
2. De minister moet verantwoording afleggen aan de koning
3. De minister moet verantwoording afleggen aan het parlement
4. De minister moet verantwoording afleggen aan de minister-president

Nieuw in de Grondwet van 1848 was:

1. Censuskiesrecht
2. Algemeen kiesrecht
3. De regering is de hoogste macht
4. Recht op onderwijs

Wat is een sociale verzekering?

1. Verzekering voor werktijden en de veiligheid in de fabrieken.
2. Bescherming van de burgers door de overheid.
3. Een verzekering van de overheid die je tegen inkomensverlies beschermt
4. Verzekering voor hulp bij rechtszaken tegen de overheid.

Wie is dit?

1. Aletta Jacobs
2. Koningin Wilhelmina
3. Wilhelmina Drucker
4. Emmeline Pankhurst

Wat is geen sociale wet?

1. Leerplichtwet (1901)
2. Woningwet (1901)
3. Ongevallenwet (1901)
4. Onderwijs wet (1902)

De sociale wetten

• kinderwet van van Houten (1874)
• De Arbeidswet (1889)

werktijden en op de veiligheid in de fabrieken.

• Leerplichtwet (1901)
• Ongevallenwet (1901) (sociale verzekering)
• Woningwet (1901)

Sociale Verzekeringen

• Wederopbouw
• Willem Drees
• Noodwet Ouderdomsvoorziening (AOW) 
• Sociale verzekering

Een verzekering die je verplicht afsluit via de overheid en waarvoor je premie betaalt. Je verzekert je tegen inkomensverlies (werkloos, ziek pensioen)

Sociale voorzieningen

• Stop lage loonpolitiek
• Nieuwe sociale verzekeringen
• Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
• Algemene Bijstandswet (ABW).

Grondwetswijziging

• Grondwetswijziging in 1983: sociale grondrechten. 
• Sociale grondrechten: bescherming van de burgers door de overheid. Voorbeelden: 

1. het recht op werk, 
2. het recht op gezondheidszorg, 
3. het recht op bewoonbaarheid van land
4. het recht op rechtsbijstand.

Lesdoelen

• Je kunt verschillende vormen van sociale voorzieningen in Nederland benoemen.
• Je kunt het verschil benoemen tussen sociale wetten, sociale voorzieningen en sociale verzekeringen