Nederlands 1skA
1 / 10
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Persoonsvorm (PV)
De jongen heeft een wedstrijd gevoetbald.
De jongen heeft een wedstrijd gevoetbald.
Slide 2 - Question ouverte
Werkwoordelijk gezegde (WWG)
De jongen heeft een wedstrijd gevoetbald.
De jongen heeft een wedstrijd gevoetbald.
Slide 3 - Question ouverte
Persoonsvorm (PV)
Hij schrijft een brief.
Hij schrijft een brief.
Slide 4 - Question ouverte
Werkwoordelijk gezegde (WWG)
Hij heeft een brief geschreven.
Hij heeft een brief geschreven.
Slide 5 - Question ouverte
Overtreffende trap
Mooi-.....-.....
Mooi-.....-.....
Slide 6 - Question ouverte
Persoonsvorm (PV)
De parkiet wil boven het kooitje kunnen vliegen.
De parkiet wil boven het kooitje kunnen vliegen.
Slide 7 - Question ouverte
Werkwoordelijk gezegde (WWG)
De parkiet wil boven het kooitje kunnen vliegen.
De parkiet wil boven het kooitje kunnen vliegen.
Slide 8 - Question ouverte
Wat is een alinea?
Slide 9 - Question ouverte
Uit welke 3 onderdelen bestaat een tekst?
