A2 zeggen dat...

zeg dat / vertel dat / schrijf dat
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2 Inburgering/alfabetisering volwasseneducatieBeroepsopleiding

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

zeg dat / vertel dat / schrijf dat

Slide 1 - Diapositive

Op het examen krijg je schrijfopdrachten.

Vertel dat...
Schrijf dat...
Zeg dat...

Slide 2 - Diapositive

Vandaag oefenen we voor het examen,
maar ook voor "Licht!"

Slide 3 - Diapositive

Zeg dat je op tijd komt.             >  Ik kom op tijd.

Zeg dat je moe bent.                  >

Vertel dat je honger hebt.         >

Zeg dat je op school bent.         >

Vertel dat je op vakantie gaat.  >


Schrijf dat je later komt.             > 

Slide 4 - Diapositive

Zeg dat je op tijd komt.             >  Ik kom op tijd.

Zeg dat je moe bent.                  >
 Ik ben moe.
Vertel dat je honger hebt.         >
 Ik heb honger.
Zeg dat je op school bent.         >
 Ik ben op school.
Vertel dat je op vakantie gaat.  >

 Ik ga op vakantie.
Schrijf dat je later komt.             >  Ik kom later.

Slide 5 - Diapositive

Nu jij!

Slide 6 - Diapositive

Vertel dat je niet kan komen.
timer
2:00

Slide 7 - Question ouverte

Zeg dat je een afspraak hebt.
timer
2:00

Slide 8 - Question ouverte

Zeg dat je een recept hebt geschreven.
timer
2:00

Slide 9 - Question ouverte

Schrijf waar je vandaan komt.
timer
2:00

Slide 10 - Question ouverte

Vertel dat het een recept uit je land is.
timer
2:00

Slide 11 - Question ouverte

Schrijf dat het heel lekker is.

Slide 12 - Question ouverte

Zeg dat je op tijd komt.              >   Ik kom op tijd.

Zeg dat je moe bent.                   >
   Ik ben moe.

Vertel dat je honger hebt.          >
   Ik heb honger.
Zeg dat je op school bent.          >
   Ik ben op school.
Vertel dat je op vakantie gaat.   >

   Ik ga op vakantie.
Schrijf dat je later komt.              >   Ik kom later.

Slide 13 - Diapositive

Zeg dat hij op tijd komt.                   >   Hij komt op tijd.

Zeg dat ze moe is.                              >
   Zij   ...   moe.

Vertel dat u honger heeft.                >
   ....    ......  honger.
Zeg dat we op school zijn.                >
   ....   ....   op school.
Vertel dat jullie op vakantie gaan.  >

  ....   ...... op vakantie.
Schrijf dat je later komt.                    >   ....   ..... later. 
Zeg dat ik op tijd kom.                      >   ....    .... op tijd.

Slide 14 - Diapositive

Zeg dat hij op tijd komt.                   >   Hij   komt  op tijd.

Zeg dat ze moe is.                              >
     Zij   is        moe.

Vertel dat u honger heeft.                >
     Ik   heb    honger.
Zeg dat we op school zijn.                >
   We  zijn    op school.
Vertel dat jullie op vakantie gaan.  >

   We gaan  op vakantie.
Schrijf dat je later komt.                    >    Ik   kom    later. 
Zeg dat ik op tijd kom.                      Hij/Zij  komt  op tijd.

Slide 15 - Diapositive

Zeg dat ze niet van vis houdt.
timer
3:00

Slide 16 - Question ouverte

Vertel dat hij elke dag kookt.
timer
3:00

Slide 17 - Question ouverte

Schrijf dat je eerst de kinderen naar school moet brengen.

Slide 18 - Question ouverte

Schrijf dat jullie eerst de kinderen naar school moeten brengen.
timer
3:00

Slide 19 - Question ouverte

Vertel dat ze het heel druk hebben.
timer
3:00

Slide 20 - Question ouverte

Zeg dat je in de tuin werkt.
timer
3:00

Slide 21 - Question ouverte

Vertel dat jullie morgen op bezoek komen.
timer
3:00

Slide 22 - Question ouverte

Schrijf nu een tekst..
werk samen in de breakout room

Slide 23 - Diapositive

Schrijf nu een tekst..
 1. Schrijf dat jullie samen een kookboek hebben gemaakt.
 2. Vertel dat jullie heel veel positieve reacties hebben gekregen.
 3. Vertel dat mensen het boek graag wilden hebben.
 4. Zeg dat jullie ook graag mensen willen helpen.
 5. Vertel dat jullie daarom een goed doel hebt gekozen.
 6. Zeg dat Chance met het idee van de UNHCR kwam.
 7. Vertel dat de UNHCR vluchtelingen helpt.
 8. Schrijf dat mensen kunnen doneren voor het kookboek.
 9. Vertel dat we zo al €1575,- hebben verzameld voor de UNHCR.
10. Vertel wat je daarvan vindt.
11. Vertel of je hoopt dat veel mensen gaan doneren en stemmen op het kookboek.
12. Zeg dat de docent heel trots op haar cursisten is!


Slide 24 - Diapositive

let op!   Controleer je schrijven!!
- Denk aan hoofdletters en punten!
- Niets vergeten? Heb je alles beantwoord?
timer
20:00

Slide 25 - Diapositive

1. Schrijf dat jullie samen een kookboek hebben gemaakt.
2. Vertel dat jullie heel veel positieve reacties hebben gekregen.
3. Vertel dat mensen het boek graag wilden hebben.
4. Zeg dat jullie ook graag mensen willen helpen.
5. Vertel dat jullie daarom een goed doel hebt gekozen.
6. Zeg dat Chance met het idee van de UNHCR kwam.
7. Vertel dat de UNHCR vluchtelingen helpt.
8. Schrijf dat mensen kunnen doneren voor het kookboek.
9. Vertel dat we zo al €1575,- hebben verzameld voor de UNHCR.
10. Vertel wat je daarvan vindt.
11. Vertel of je hoopt dat veel mensen gaan doneren en stemmen op het kookboek.
12. Zeg dat de docent heel trots op haar cursisten is!

Slide 26 - Question ouverte