Spelling werkwoorden ott, Blok 1 mavo 1 Op niveau

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 1

Spelling Blok 1

Doel:

• je kunt de kenmerken van de persoonsvorm benoemen
• je kunt het verschil tussen de ik-vorm en de stam van een werkwoord uitleggen
• je kunt de persoonvorm in de ott vervoegen

De stam van een werkwoord en de ik-vorm zijn altijd hetzelfde.

1. waar
2. niet waar

Voorbeeld waar dit niet hetzelfde is

Voorbeeld waar dit wel hetzelfde is

Stam
= Hele werkwoord - en

Fiets
Schrijv
Bakk
Verv
Bloz
Reiz

Ik-vorm
= ik .............

Fiets
Schrijf
Bak
Verf
Bloos
Reis

SPELLING

werkwoord: de ik-vorm

-  de kortste vorm van een werkwoord is de ik-vorm

- de ik-vorm vind je door -en van het hele werkwoord weg te halen

fietsen - fiets

drinken - drink

vinden - vind

SPELLING

werkwoord: de ik-vorm

- soms moet je niet alleen -en van het hele werkwoord afhalen,

maar ook nog iets extra's doen:

1. Haal aan het eind een dubbele letter weg

2. Zet er een zelfde letter bij, zodat het woord hetzelfde klinkt

3. Verander bij woorden met v of z de laatste letter

zitten - zitt - ik zit

lopen - lop - ik loop

durven - durv - ik durf

wijzen - wijz - ik wijs

Staat het werkwoord in de ik-vorm?

beschouw

1. ja
2. nee

Staat het werkwoord in de ik-vorm?

splitst

1. ja
2. nee

Staat het werkwoord in de ik-vorm?

vergeten

1. ja
2. nee

Staat het werkwoord in de ik-vorm?

verwijten

1. ja
2. nee

Staat het werkwoord in de ik-vorm?

zwaai

1. ja
2. nee

Noteer de ik-vorm van het woord.

trekken

Noteer de ik-vorm van het woord.

morren

Noteer de ik-vorm van het woord.

blazen

Noteer de ik-vorm van het woord.

plukken

Noteer de ik-vorm van het woord.

delen

Noteer de ik-vorm van het woord.

slepen

Noteer de ik-vorm van het woord.

scannen

Noteer de ik-vorm van het woord.

schudden

Noteer de ik-vorm van het woord.

worden

.

0

Dus: PV in de tegenwoordige tijd

stam van het werkwoord +

ik loop

jij loopt maar: loop jij?

hij loopt (en ook: zij loopt, het loopt, men loopt)

meervoud = hele werkwoord

Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?

1. Vindt
2. Vind
3. Vint
4. Vintd

(Worden) jij daar ook zo blij van?

1. word
2. wordt
3. wort

Je (zoeken) natuurlijk eerst de persoonsvorm!

1. zoekt
2. zoek

Die vraag (vinden) je tante vast lastig.

1. vindt
2. vint
3. vind

(Rijden) je broer daar?

1. Rijd
2. Reed
3. Rijdt

En nu? Oefenen maar!