Intro H3

H 3: Monniken en Ridders
Vroege middeleeuwen   500 - 1000 n.chr
 
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

H 3: Monniken en Ridders
Vroege middeleeuwen   500 - 1000 n.chr
 

Slide 1 - Diapositive

Middeleeuwen

Slide 2 - Carte mentale

Slide 3 - Diapositive

Zet de symbolen van de tijdvakken in de juiste volgorde
Tijd van Jagers en boeren
Tijd van Burgers en stoommachines
Tijd van Monniken en Ridders
Tijd van Televisie en Computer
Tijd van Ontdekkers en Hervormers
Tijd van Steden en Staten
Tijd van Pruiken en Revoluties
Tijd van Grieken en Romeinen
Tijd van Regenten en Vorsten
Tijd van Wereldoorlogen
Vroeger -------------------------------------------------------------------------------------------------------------> Nu

Slide 4 - Question de remorquage

Periode en jaartallen
Middeleeuwen: 500 n.chr - 1500 n.chr

Vroege middeleeuwen:
Monniken en ridders - 500 n.chr t/m 1000 n.chr 
Late middeleeuwen: 
Steden en staten - 1000 n.chr t/m 1500 n.chr 

Slide 5 - Diapositive

Waarom heet de middeleeuwen de middeleeuwen? 
W-Romeinse rijk eindigde in 500 n.chr. 

Gevolg: 
Romeinse manier van leven en veel kennis ging verloren. De kerk werd belangrijk.


Slide 6 - Diapositive

Waarom heet de middeleeuwen de middeleeuwen? 
Middeleeuwen: Tussenperiode, een tijd tussen twee verschillende tijdperken.(einde Romeinse tijd begin Renaissance). 

Rond 1500 werden de mensen opnieuw geïnteresseerd in de Griekse en Romeinse manier van leven. Dit heet de Renaissance.

De 1000 jaar: Middeleeuwen 

Slide 7 - Diapositive

Welke jaartallen passen bij de periode middeleeuwen?
A
500 - 1000
B
1000 - 1500
C
500 - 1500
D
500 v.c - 1000

Slide 8 - Quiz

Welke jaartallen horen bij het tijdvak Monniken en ridders?
A
500 v.C - 500
B
500 - 1000
C
1000 - 1500
D
500 - 1500

Slide 9 - Quiz

Vroeg middeleeuwen 
In het jaar 476 kwam er een einde aan het West-Romeinse Rijk. Door het ineenstorten van het Romeinse Rijk veranderde er veel.
  • Steden verdwenen
  • Handel stortte in
  • Oogsten ging achteruit (veel minder voedsel) 
  • Minder veilig (geen Romeins leger meer) 

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

uit welke stam komt Karel de Grote?
A
De Moren
B
De Franken
C
De Longobarden
D
De Saksen

Slide 12 - Quiz

Hoe komt het dat Karel en de Paus een goede band hebben samen?
A
Karel heeft de Paus in zijn macht, omdat hij bij hem een schuld heeft.
B
Karel Is de enige keizer in die tijd die erg gelovig was.
C
Karl verslaat de Franken voor de Paus.
D
Karel en zijn vader hebben de Paus regelmatig geholpen bij het verslaan van vijanden.

Slide 13 - Quiz

Noem 2 dingen waarom het Frankische leger onoverwinnelijk lijkt.

Slide 14 - Question ouverte

Met welke wraakactie treft Widukind Karel in zijn hart?

Slide 15 - Question ouverte

Aan wie leent Karel delen van zijn land uit?
A
Leenmannen
B
Monniken
C
De paus
D
Gouwmannen

Slide 16 - Quiz

Waar staat de Palts van Karel?
A
Nijmegen
B
Aken
C
Domburg
D
Rome

Slide 17 - Quiz

Waarvoor leerde de jongens op school?

Slide 18 - Question ouverte

Wat is de bijnaam van Karel de Grote?

Slide 19 - Question ouverte