Opdracht: Bespreek samen wat de functie van 'zouden' is in de zinnen.
1. Beleefde vraag: Zou ik u iets mogen vragen?
2. Irrealis (geen realiteit): Als ik een auto zou hebben, zou ik nooit meer fietsen.
3. Wens: Ik zou graag een kopje koffie willen.
4. Advies (indirect): Als ik jou was, zou ik naar de dokter gaan.
5. Advies (direct): Je zou een nieuwe tas kunnen kopen.