Irregular verbs 52 - 68 2023

52- 68
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

52- 68

Slide 1 - Diapositive

In de lijst met onregelmatige werkwoorden staan 3 vormen en de betekenis van de onregelmatige werkwoorden. 
Match de vorm met de tijd.
1e vorm (zonder to)
2e vorm
3e vorm
voltooid deelwoord
tegenwoordige tijd
verleden tijd

Slide 2 - Question de remorquage

Wat staat in de tegenwoordige tijd?
A
I lose
B
You left
C
We rang
D
He reads

Slide 3 - Quiz

Wat staat in de verleden tijd?
A
We paid
B
I say
C
They are reading
D
He has said

Slide 4 - Quiz

Wat staat in de voltooide tijd?
A
He meant
B
They have overcome
C
He has paid
D
I make

Slide 5 - Quiz

Geef de tegenwoordige tijd (meet):
They ........ in the city every Saturday.

Slide 6 - Question ouverte

Geef de tegenwoordige tijd (read):
The teacher ....... a book at home.

Slide 7 - Question ouverte

Geef de verleden tijd (lose):
The police ...... track of the fugitives an hour ago.

Slide 8 - Question ouverte

Geef de verleden tijd (leave):
The train ...... on time yesterday.

Slide 9 - Question ouverte

Geef de voltooid tegenwoordige tijd (quit):
He ... ...... smoking. He feels much better now.

Slide 10 - Question ouverte

Wanneer gebruik je de -ing vorm?
(bijv. I am painting / He was cleaning)
A
als je iets doet
B
als je iets deed
C
als je iets aan het doen bent
D
als je iets aan het doen was

Slide 11 - Quiz

Match het onderwerp met de juiste -ing vorm:
I
The neighbours
Our dog
You
are making
are reading
am reading
is running

Slide 12 - Question de remorquage

Match het onderwerp met de juiste -ing vorm:
I
The guards
His friend
The hooligans
were reading
was ringing
was riding 
were leaving

Slide 13 - Question de remorquage

Vertaal: Hij was een boek aan het lezen.

Slide 14 - Question ouverte

Vertaal: We zijn de wedstrijd aan het verliezen.

Slide 15 - Question ouverte

Wat is een juiste vraag?
A
Pay I in the shop?
B
Do I pay in the shop?
C
Does I pay in the shop?
D
Am I pay in the corner?

Slide 16 - Quiz

Wat is een juiste vraag?
A
Does she ride a horse?
B
Does she rode a horse?
C
Rides she a horse?
D
Did she rode a horse?

Slide 17 - Quiz

Wat is een juiste vraag?
A
Did we lose the game?
B
Did we lost the game?
C
Have we lose the game?
D
Have we lost the game?

Slide 18 - Quiz

Maak vragend:
We leave the house at seven every day .

Slide 19 - Question ouverte

Maak vragend:
He read a book last week.

Slide 20 - Question ouverte

Wat is een juiste ontkenning?
A
They doesn't ring every day.
B
They ring not every day.
C
They didn't rang every day.
D
They don't ring every day.

Slide 21 - Quiz

Wat is een juiste ontkenning?
A
I didn't make a cake.
B
I didn't made a cake.
C
I make not a cake.
D
I don't made a cake.

Slide 22 - Quiz

Wat is een juiste ontkenning?
A
He don't pays the bill.
B
He doesn't pay the bill.
C
He don't paid the bill.
D
He didn't paid the bill.

Slide 23 - Quiz

Maak ontkennend:
Our dog runs in the park.

Slide 24 - Question ouverte

Maak ontkennend:
The phone rang at eight this morning.

Slide 25 - Question ouverte

Maak ontkennend:
You are putting a book on the table.

Slide 26 - Question ouverte

Slide 27 - Diapositive