Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
6.2
Over de Muur (De Koude Oorlog)
1945-1991
Introductie
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen
+ Je kunt de kapitalistische en
communistische ideologie
uitleggen.
+ Je kunt de dubbele betekenis van
de naam van dit hoofdstuk
uitleggen.
Slide 2 - Diapositive
Planning:
1.). Winnaars en verliezers WOII
2.). "Hoe nu verder met Duitsland en Europa?"
3.). Van bondgenoot tot vijand: Tegenstrijdige ideologieën
4). Wat is een Koude Oorlog?
7). Huiswerk
Slide 3 - Diapositive
8 mei 1945: Geallieerden winnen WOII, Duitsland geeft zich over
Stalin
Truman
Churchill
De Gaulle
Slide 4 - Diapositive
Na 1945
Verenigde Staten
23.6 miljoen (32,71%)
Sovjet-Unie
418.500 (0,58%)
13,44% bevolking
0,32% bevolking
Slide 5 - Diapositive
Truman
Attlee
Stalin
Hoe nu verder met Duitsland & Europa?
Juli 1945:
Conferentie van Potsdam
Waarom bleken de leiders het niet met elkaar eens te zijn?
?
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Verenigde Staten
Democratie
Kapitalisme
Natuur
Economisch systeem
Ondernemers
Kapitaal
Arbeid
Eigendom
Overheid
"Vrijheid van individu"
Slide 8 - Diapositive
Sovjet-Unie
Natuur
Kapitaal
Arbeid
Eigendom
Economisch systeem
Communisme
Eén partij
Totalitair regime
Overheid
Loon & Prijzen
De overheid
?
Productie
"Gelijkheid"
Slide 9 - Diapositive
Kenmerken van de Koude Oorlog (1)
Koude/kille relatie tussen beide landen
Geen echte oorlog tussen beide landen
Wel oorlog tussen sommige van hun bondgenoten
Grote spanningen en angst in de wereld
Slide 10 - Diapositive
De geallieerden spraken af dat Duitsland op economisch gebied wel een geheel zou blijven.
Maar de Sovjet-Unie voerde al snel het communisme in = Politieke stroming die streeft naar gemeenschappelijk eigendom van de productiemiddelen waardoor gelijkheid tussen de sociale klassen ontstaat.
De drie westerse landen gingen op hun beurt intensiever samenwerken en vormden ook één gebied.
Zo ontstond er een kloof tussen Oost en West.
Slide 11 - Diapositive
Kenmerken van de Koude Oorlog (2)
Beide landen hebben veel kernwapens
Er ontstaat een wapenwedloop
Beide landen geloven in hun eigen (economische) systeem
Beide landen willen hun eigen systeem in de wereld verspreiden
