rèvision ch2

herhaling hoofdstuk 2
gemaakt door mees
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
Middelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

herhaling hoofdstuk 2
gemaakt door mees

Slide 1 - Diapositive

programma 

Slide 2 - Diapositive

ontkenning
hoe doe je dat?
de nederlandse woorden niet en geen bestaan in het frans uit twee woorden: ne ... pas
Ne staat voor de persoonsvorm en pas direct erna:
Je ne suis pas un clown
Ne veranderd in n' voor een werkwoord dat begint met een klinker of een stomme h
je n'aime pas le lait

Slide 3 - Diapositive

ik vind de melk niet lekker
( melk= le lait)
A
je n'aime pas le lait
B
je ne aime pas le lait
C
je naime pas le lait
D
je ne n'aime pas le lait

Slide 4 - Quiz

ik praat niet
A
je ne parle pas
B
je n'parle pas
C
je ne parle pas
D
je ne parles pas

Slide 5 - Quiz

jij geeft niet
A
tu ne donner pas
B
tu ne donnent pas
C
tu n'donner pas
D
tu ne donnes pas

Slide 6 - Quiz

la glace = ?

Slide 7 - Question ouverte

bon= ?

Slide 8 - Question ouverte

la viande= ?

Slide 9 - Question ouverte

Monsieur, la carte s'il vous plait.= ?

Slide 10 - Question ouverte

C'est ici.

Slide 11 - Question ouverte

je voudrais deux croissants.

Slide 12 - Question ouverte

werkwoorden op -er 
als je een werkwoord hebt dat eindigt op -er dan kan je dat werkwoord vervoegen.
dat doe je door -er er vanaf te halen :
donner-donn.
dan moet je een van de uitgangen kiezen :
-->

Slide 13 - Diapositive

de uitgangen
-je 'e' dus, je donne
-tu 'es' dus, tu donnes
-il/elle 'e' dus, il/elle donne
-nous 'ons' dus, nous donnons
-vous 'ez' dus, vous donnez
-ils/ elles 'ent' dus, ils/elles donnent
een ezelsbruggetje voor dit is Een ESkimo Eet ONS EZeltje ENTerrecht

-

Slide 14 - Diapositive

werkwoorden op -er 
en dan plak je de uitgang achter het werkwoord:
je donne

Slide 15 - Diapositive

wat is " je donne"?
A
ik geef
B
jullie geven
C
hij geeft
D
hij geeft

Slide 16 - Quiz

wat betekend "tu parles"
A
jij praat
B
ik praat
C
hij praat
D
jullie praten

Slide 17 - Quiz

wat betekend "vous parlez"?
A
jullie praten/ u praat
B
jij praat
C
ik praat
D
hij praat

Slide 18 - Quiz

Avoir en être
dit is een voorbeeld van onregelmatige werkwoorden
een onregelmatig werkwoord is een werkwoord dat je gewoon uit je hoofd moet stampen.
er is geen regel van zoals bij de werkwoorden op -er

Slide 19 - Diapositive

jij bent
jij hebt
je suis

j'ai
ik ben
ik heb
tu es
tu as

Slide 20 - Question de remorquage