RECAP: present simple & past simple

Present Simple 
en 
Past simple 
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Present Simple 
en 
Past simple 

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
. jullie weten het verschil tussen de present simple en de past simple
. je weet wanneer je de juiste vorm moet gebruiken in de zin.

Slide 2 - Diapositive

present simple---> tegenwoordige tijd
past simple---> verleden tijd 
present simple: - feiten,  gewoonten,  dingen die we met regelmaat doen.
- This book has a red color. (feit)
- Bart always bites his nails. (gewoonten)
- These kids often play with each other. (regelmatigheid)  signaalwoorden:
 always, never, frequently, often, sometimes, seldom, on Saturdays, in the weekend.

Slide 3 - Diapositive

present simple---> tegenwoordige tijd
past simple---> verleden tijd 
past simple: simpelste vorm van de verledentijd. onregelmatige ww en regelmatige ww
hoe zet je het werkwoord in de verledentijd: door er -ed achter te zetten. 
walk- walked.
signaalwoorden: Last year, Yesterday, Last, Ago, Once

Slide 4 - Diapositive

Onregelmatige werkwoorden
wat denk jij dat bij de puntjes hoort


1. A while ago, Ferdinand ..... (to be) my best friend.
2. That dog ..... (to bite) me in my knee.

Slide 5 - Diapositive

de onregelmatige woorden
uit je hoofd leren!!

Slide 6 - Diapositive

(live) he .... next to my house.

Slide 7 - Question ouverte

(walk) I ..... a marathon last year.

Slide 8 - Question ouverte

(kiss) she .... the boy at school
A
kised
B
kiss
C
kisses
D
kissed

Slide 9 - Quiz

(run) he .... fast
A
ran
B
runs
C
run
D
runned

Slide 10 - Quiz


Leerdoelen 



. jullie weten het verschil tussen de present simple en de past simple
. je weet wanneer je de juiste vorm moet gebruiken in de zin.

Slide 11 - Diapositive