Het werkwoord: persoonsvorm verleden tijd (regelmatige werkwoorden)

H 2.5 - Spelling
Leestekens
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
SpellingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

H 2.5 - Spelling
Leestekens

Slide 1 - Diapositive

Welke leestekens
ken je al?

Slide 2 - Carte mentale

Doel van de les

Je leert deze les het gebruik van de volgende leestekens:

- Dubbele punt

Slide 3 - Diapositive

Dubbele punt
  • Een dubbele punt staat voor een opsomming.
De bezwaren tegen Athene in de zomer zijn: de hitte, de drukte en de smog.

  • Een dubbele punt staat voor een verklaring/ uitleg.
Ik wil van de zomer niet naar Athene: het is me daar te warm.







Slide 4 - Diapositive

Wanneer gebruik je een : (dubbele punt)?

Slide 5 - Question ouverte

Slide 6 - Lien

herhalen.....
Stam

ik- vorm

Slide 7 - Diapositive

0

Slide 8 - Vidéo

Wat is de stam van het werkwoord:
verhuizen

Slide 9 - Question ouverte

Wat is de ik-vorm van het werkwoord:
verhuizen

Slide 10 - Question ouverte

Wat is de stam van het werkwoord:
rapen

Slide 11 - Question ouverte

Wat is de ik-vorm van het werkwoord:
rapen

Slide 12 - Question ouverte

Het werkwoord:

persoonsvorm verleden tijd (regelmatige werkwoorden)

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Stappen
- Is het onderwerp enkelvoud of meervoud?
- Wat is de stam van het werkwoord?
- Staat de laatste letter van de stam in 't ex-kofschip (t, x, k, f, s, ch, en p) dan -te of -ten
- Is de laatste letter van de stam een andere letter dan uit het 't ex-kofschip dan -de of -den

Slide 15 - Diapositive

voorbeeld
Wij (wonen, vt) in de buurt van Heerlen.
- onderwerp is meervoud
- stam = won
- Staat de -n in 't ex fokschip?
- nee, dus -den
- ik-vorm = woon
Wij woonden in de buurt van Heerlen.

Slide 16 - Diapositive

Iris (wandelen, vt) door het bos

Slide 17 - Question ouverte

Jurgen en Bjorn (koken, vt) voor hun ouders.

Slide 18 - Question ouverte

Het vliegtuig (landen, vt) gisteren te laat.

Slide 19 - Question ouverte

Onze ouders (bellen, vt) elkaar elke dag.

Slide 20 - Question ouverte

Hij (luisteren, vt) niet naar zijn moeder.

Slide 21 - Question ouverte

Melanie (lachen, vt) om die mop.

Slide 22 - Question ouverte

De buurman (werken, vt) bij Nedcar.

Slide 23 - Question ouverte