§4.3. De weg naar de macht, 1923 - 1933

Het interbellum
In deze les kun je 7 punten verdienen!
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Het interbellum
In deze les kun je 7 punten verdienen!

Slide 1 - Diapositive

Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga

Slide 2 - Diapositive

Aan het eind:
- kun je 3 politieke stromingen met bijbehorende kenmerken opnoemen die begin vorige eeuw opkwamen. 

- weet je oorzaken en gevolgen van de (economische) crisisjaren van de jaren '30 te benoemen in vooral Nederland.

Slide 3 - Diapositive

Russische Revolutie 1917
Rusland van een tsarenrijk in een dictactuur o.l.v. Lenin. Hij voert het communisme in. 
Kenmerken communisme:

In volgende dia: Clipphanger 'Wat is communisme'? (0:58)
1. Alle bezit is van de staat;
2. 1 leider heeft alle macht;
3. Er is een totalitaire staat (de staat beheerst de volledige samenleving,  bv manier van denken);
4. Alle andere politieke partijen zijn verboden;
5. De bevolking wordt onderdrukt met terreur (bangmakerij met geweld);
6. Opvolger Stalin (vanaf 1922) voert ook een planeconomie in (de overheid bepaalt per 5 jaar wat boerderijen en fabrieken moeten produceren)

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Welke uitspraak over het communisme is onjuist?
A
Toen Rusland een communistisch land werd, kreeg het de nieuwe naam 'de Sovjet-Unie' met een nieuwe vlag (zie plaatje hierboven)
B
Een kenmerk van het communisme is het toepassen van terreur.
C
De Russische Revolutie was in 1917
D
Stalin wordt gezien als oprichter van het communisme.

Slide 6 - Quiz

Het fascisme
Kenmerken:
1. Er is een dictator die bepaalt wat goed is (bv Mussolini in Italie);
2. Fascisme is anti-democratisch en nationalistisch (eigen staat is belangrijkst);  
3. Fascisme gaat uit van ongelijkheid (de hoogontwikkelden moet de laagontwikkelden leiden);
4. Geweld is goed (geen woorden, maar daden), knokploegen (bv 'de zwarthemden' in Italie) bewaken met geweld de rust; 
5. De vrouw is ondergeschikt: haar taak is het krijgen van kinderen.
6. Toepasen van indoctrinatie (het opdringen en inprenten - hersenspoeling - van jouw ideeen via media)


Volgende dia: Cliphanger 'Wat is facisme'? (1:26)

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Het nationaal-socialisme, ook wel Nazi's
Kenmerken:
1. Dezelfde kenmerken als het facisme,  maar dan in Duitsland o.l.v. Hitler, plus
2. Racistisch (arische ras het beste) door het toepassen van de rassenleer
Polititieke partij: De NSDAP

Slide 9 - Diapositive

Welke politieke stroming heeft als kenmerk dat het racistisch is?
A
Het communisme
B
Het fascisme
C
Het nationaalsocialisme
D
Geen van de genoemde politieke stromingen is juist.

Slide 10 - Quiz

Beurskrach (24 oktober 1929 - 'zwarte donderdag')
Alle genoemde extreme manieren om een land te besturen (communisme, faciscme en nationaalsocialisme) kregen meer aanhangers toen vanaf 1929 een economische crisis ontstond in de VS en later de hele wereld raakte. Gevolg: bedrijven falliet, mensen ontslagen en grote armoede).
Volgende dia: Hoe ging het met Nederland in deze crisisjaren?                    Crisisjaren - Histoclips (+ 13:00)


Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Twee uitspraken:
1. De economische crisis was vooral in de jaren '20 van de vorige eeuw en begon in de Verenigde Staten.

2. De economische crisis in de Verenigde Staten werd veroorzaakt doordat de Amerikaanse bevolking zoveel nieuwe spullen had gekocht, waardoor zij geen behoefte meer hadden om nog meer te kopen. Fabrieken bleven nu met hun producten zitten en hadden dus geen arbeiders meer nodig.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 13 - Quiz

Hoe heette de Nederlandse minister-president tijdens de crisisjaren van de jaren '30 in de vorige eeuw?
A
Rutte
B
Drees
C
Colijn
D
Schaepman

Slide 14 - Quiz

Twee uitspraken:

1. Door de Russische Revolutie werd Rusland (ook wel de Sovjet-Unie) een nationaal-socialistisch land.

2. Hiernaast zie je de vlag van Rusland.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 15 - Quiz

0

Slide 16 - Vidéo

Twee uitspraken:

1. Het communisme, het fascisme en het nationaal-socialisme kennen alle drie een dictatuur.

2. Lenin (zie plaatje hiernaast) was een fascist.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 17 - Quiz

Adolf Hitler is een....
A
communist
B
fascist
C
nationaal-socialist
D
nationaal-democraat

Slide 18 - Quiz


Bij het vak geschiedenis heb je verschil tussen een aanleiding en een oorzaak.
Een aanleiding: een reden die op 1 plaatsvindt, waarna een grote gebeurtenis plaatsvindt
Een oorzaak: een reden die lange tijd (bv enkele jaren) duurt, waarna een grote gebeurtenis plaatsvindt.

Uitspraak 1: De Beurskrach op 24 juli 1929 is de aanleiding/ oorzaak van de wereldwijde economische (aandelen) crisis uit de vorige eeuw.
Uitspraak 2: Een hoge werkloosheid in Nederland (en andere landen) is een oorzaak / gevolg van de aandelencrisis uit de vorige eeuw.
A
1. aanleiding, 2. oorzaak
B
1. aanleiding, 2. gevolg
C
1. oorzaak, 2. oorzaak
D
1. oorzaak, 2. gevolg

Slide 19 - Quiz


Klik hiernaast op de print screen om in te zoomen.
Bij het vak geschiedenis heb je geschreven en ongeschreven bronnen.
Geschreven bronnen kennen een stuk tekst (bv dagboek), ongeschreven bronnen niet (bv schilderij).
Daarnaast heb je directe en indirecte bronnen.
Een directe (primaire) bron is een overblijfsel uit de tijd waarin de bron zelf gemaakt is, een indirecte (secundaire) bron niet.
De voorpagina van de Amerikaanse krant van vrijdag 25 oktober 1929 is een .........
A
geschreven directe bron
B
geschreven indirecte bron
C
ongeschreven directe bron
D
ongeschreven indirecte bron

Slide 20 - Quiz


Bekijk hiernaast een print screen van 5:45.

Wat hoort hoort op het rode kruisje (....X....) te staan?
A
werkverschaffingsproject
B
een stempellokaal
C
werk
D
de aandelencrisis

Slide 21 - Quiz


Twee uitspraken:
1. Een bedoeld / onbedoeld gevolg van de aandelencrisis is dat werklozen in Nederland gaan 'zwartwerken'.

2. Een bedoeld / onbedoeld gevolg van de hoge werkloosheid is een massale opstand in Amsterdam in 1934 waar zes mensen bij omkomen.
Hierna: sleepvraag.
A
1. bedoeld, 2. bedoeld
B
1. bedoeld, 2. onbedoeld
C
1. onbedoeld, 2. bedoeld
D
1. onbedoeld, 2. onbedoeld

Slide 22 - Quiz

Sleep de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde:
Hierna: evaluatie leerdoelen.
De Eerste Wereldoorlog komt ten einde.
Werkverschaf-fingsprojecten worden ingezet.
De Tweede Wereldoorlog start.
In de Verenigde Staten is een aandelencrisis

Slide 23 - Question de remorquage

Zet de onderstaande gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde door te slepen:
--->
--->
--->
--->
Russische Revolutie
Beurskrach
De crisis is in Nederland zo groot dat Colijn 'de steun' moet verlagen
De wereldwijde economische crisis is ten einde.
Bij een protestactie in Amsterdam vallen 6 doden.

Slide 24 - Question de remorquage


Stel, je moet verhuizen naar een communistisch land, of naar een fascistisch land, of naar een nationaal-socialistisch land.

Welk land zou je dan kiezen? Leg je keuze met een goede reden uit:

Slide 25 - Question ouverte

Aan het eind:
- kun je 3 politieke stromingen met bijbehorende kenmerken opnoemen die begin vorige eeuw opkwamen. 

- weet je oorzaken en gevolgen van de (economische) crisisjaren van de jaren '30 te benoemen in vooral Nederland.

Slide 26 - Diapositive