Vorbereitung Kapitel 1

Vorbereitung Kapitel 1
In deze LessonUP staat precies wat jij leren moet voor jouw SO Kapitel 1 
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Vorbereitung Kapitel 1
In deze LessonUP staat precies wat jij leren moet voor jouw SO Kapitel 1 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Wat moet je leren?
De woordenlijst (Wörterliste) uit Kapitel 1

Ga naar jouw Lernbox (blz 48 t/m 51) 
Leer de woorden uit de Lektionen 1 - 6 
 Tip: Leer de woorden zowel D-NL als NL - D (ook al is de instructie anders) 
Grammatik: Zie de volgende Slide 

Slide 3 - Diapositive

Grammatik 
- Regelmatige werkwoorden (zwak en sterk) 
- Hulpwerkwoorden haben en sein de tegenwoordige en verleden tijd
- Fragewörter
- Personalpronomen (persoonlijke voornaamwoorden) 

Slide 4 - Diapositive

die Wörter 
https://quizlet.com/nl/828686916/vwo-3-na-klar-kapitel-1-flash-cards/?new

Slide 5 - Diapositive

Grammatik 
https://wordwall.net/de/resource/59296741/präteritum-von-haben-und-sein

https://wordwall.net/de/resource/32818326/perfekt-regelmäßige-verben-a1

Slide 6 - Diapositive

Perfekt von arbeiten
A
du arbeitest
B
du hast gearbeitet
C
du arbeitetest
D
du arbeittest

Slide 7 - Quiz

Wat is de juiste hij-vorm in Perfekt van het werkwoord hören?
A
er hat gehört
B
er hat gehörd
C
er hat gehöret

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste hij-vorm in Perfekt van het werkwoord duschen?
A
er hat geduscht
B
er hat geduschd

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste hij-vorm in Perfekt van het werkwoord 'bringen'?
A
er hat gebringt
B
er hat gebracht

Slide 10 - Quiz

Wähle die richtige Form im Perfekt.

schreiben
A
Ich habe geschriben.
B
Ich habe geschreiben.
C
Ich habe geschriebt.
D
Ich habe geschrieben.

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste hij-vorm in Perfekt van het werkwoord 'aussteigen'?
A
er ist ausstiegen
B
er hat ausstiegen
C
er ist ausgestiegen
D
es hat ausgestiegen

Slide 12 - Quiz


Das Perfekt von studieren ist:
A
gestudiert
B
studiert
C
gestudieret
D
studieret

Slide 13 - Quiz

Wat is de juiste perfekt van het werkwoord reden.
A
Er hat geredt
B
Er hat beredet
C
Er hat geredet
D
Er hat beredt

Slide 14 - Quiz

Was ist das Perfekt von machen
A
gemacht
B
macht
C
machte
D
gemachtet

Slide 15 - Quiz

Grammatik (Perfekt):
ich habe (telefonieren)
A
telefoniert
B
getelefonieren
C
getelefoniert
D
telefonieren

Slide 16 - Quiz

Grammatik (Perfekt)
onregelmatig:
wir haben (singen)
A
gesingt
B
gesund
C
gesungen
D
gesingen

Slide 17 - Quiz


Das Partizip Perfekt von schwimmen ist:
A
schwimmen
B
geschwimmt
C
schwommen
D
geschwommen

Slide 18 - Quiz


Das Partizip Perfekt von sein ist:
A
geseind
B
geseind
C
gewest
D
gewesen

Slide 19 - Quiz

Wat is de juiste hij-vorm in Perfekt van het werkwoord tanzen?
A
er hat getanzt
B
er hat getanzet

Slide 20 - Quiz

haben en sein 
https://wordwall.net/de/resource/26206057/almanca/verben-haben-oder-sein

https://wordwall.net/de/resource/17371247/a12/präteritum-sein-haben

Slide 21 - Diapositive

Wörter 
In de volgende slides krijg je nog wat zinnen waarin ik enkele woorden met je deel die jij ook ziet in de Lernbox 1, 2 en 3 

Vertaal het woord tussen haakjes. 

Slide 22 - Diapositive

Wieviel ist (der Eintritt) ?

Slide 23 - Question ouverte

Wir (versuchen) um 10 Uhr in Köln zu sein

Slide 24 - Question ouverte

Nimmst du deine (reistas) mee?

Slide 25 - Question ouverte

Ich lese manchmal (een tijdschrift)

Slide 26 - Question ouverte

Ist es noch (weit)?

Slide 27 - Question ouverte

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive