Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Voorbereiding toets
Slide 1 - Diapositive
Welk cijfer denk je te gaan halen op de toets morgen?
Slide 2 - Sondage
Een Amerikaanse vrouw die in 1971 werd ontvoerd door haar oppas X is na ruim vijftig jaar herenigd met haar familie X Wat komt er op de plekken waar een X staat?
A
: en !
B
: en ?
C
, en .
D
. en .
Slide 3 - Quiz
Noem zo veel mogelijk Franse leenwoorden
Slide 4 - Carte mentale
Noem zo veel mogelijk Engelse leenwoorden
Slide 5 - Carte mentale
Welk woord is goed gespeld?
A
Timeout
B
Fun shoppen
C
Down-loaden
D
Happy hour
Slide 6 - Quiz
Welk woord is goed gespeld?
A
In-checken
B
Highfiven
C
In-loggen
D
Junk food
Slide 7 - Quiz
Welk woord is goed gespeld?
A
Premiére
B
Déjà vu
C
Créme
D
Enquète
Slide 8 - Quiz
Affaire is een
A
Frans leenwoord
B
Engels leenwoord
C
Duits leenwoord
D
Nederlands woord
Slide 9 - Quiz
Backstage is een
A
Nederlands woord
B
Engels leenwoord
C
Frans leenwoord
D
Duits leenwoord
Slide 10 - Quiz
Waar of niet waar? Een puntkomma gebruik je voor een opsomming
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quiz
Welk leesteken ontbreekt? Ik ben erg goed in rekenen ik werk al een niveau hoger.
A
Puntkomma
B
Komma
C
Uitroepteken
D
Vraagteken
Slide 12 - Quiz
't Kofschip gebruik je in de tegenwoordige en de verleden tijd
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quiz
Het infinitief is een ander woord voor het hele werkwoord of de pvtt
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quiz
Hoe vind je de stam van een werkwoord?
Slide 15 - Carte mentale
(verraden) je me alsjeblieft niet?
A
Verraadt
B
Verraad
Slide 16 - Quiz
Welke afkortingen ken je voor de verschillende vormen van werk- woorden?
Slide 17 - Carte mentale
Ik zat lachend in de klas te kijken naar mijn buurman. "Lachend" is:
A
GW
B
VD
C
INF
D
OD
Slide 18 - Quiz
Ik ............ (blozen) toen de jongens tegen me .............. (praten)
A
Blooste / praten
B
Bloosde / praatte
C
Blooste / praatten
D
Bloosde / praatten
Slide 19 - Quiz
Hij ........... (herkennen) zijn eigen neef niet.
A
herkent
B
herkendt
C
herkend
Slide 20 - Quiz
De e-mail was verzonden naar een verzonnen adres
A
Verzonden = pvvt
Verzonnen = VD
B
Verzonden = OD
Verzonnen = pvvt
C
Verzonden = VD
Verzonnen = VD
D
Verzonden = VD
Verzonnen = BN
Slide 21 - Quiz
Om morgen een voldoende te halen moet ik de volgende onderdelen nog herhalen: