Les 27: (deel 2) voltooid en onvoltooid deelwoord

Welkom!
  • planning deze week:
- vragen stellen over huiswerk vorige week 
- instructie voltooid en onvoltooid deelwoord
  • les 27: maken opdracht 7 t/m 10
  • les 27: drillster 3, 4 en 5



1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom!
  • planning deze week:
- vragen stellen over huiswerk vorige week 
- instructie voltooid en onvoltooid deelwoord
  • les 27: maken opdracht 7 t/m 10
  • les 27: drillster 3, 4 en 5



Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Voltooid deelwoord
- schrijf een voltooid deelwoord zo simpel mogelijk
Heb jij de wedstrijd gewonnen?
- twijfels? maak het woord langer of gebruik het 't ex-kofschip 
Ik heb net geld gepind. --> pinde en 'n' zit niet in het 't ex-kofschip.
- Let op! Sommige woorden hebben al een 'ge' 'be' of 've' van zichzelf, die krijgen het dan niet dubbel --> bevriezen - bevroren
kijk goed of het in de zin wel het volt. dw is en niet de pv. Dat maakt uit voor de spelling.-->  Het raam ondooit nu eindelijk. Het raam is eindelijk ontdooid.



Slide 3 - Diapositive

Wat is het voltooid deelwoord van:

jagen
A
gejaagt
B
gejaagd

Slide 4 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van: knutselen
A
geknutselt
B
geknutseld

Slide 5 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van gebeuren?
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 6 - Quiz

(verhuizen)
Wat is het voltooid deelwoord?
A
verhuist
B
verhuisd

Slide 7 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van chillen
A
gechild
B
gechilt

Slide 8 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord?
"Wij hebben de opdracht voltooid"
A
wij
B
hebben
C
de opdracht
D
voltooid

Slide 9 - Quiz

persoonsvorm of voltooid deelwoord?

Columbus heeft Amerika ONTDEKT.

A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 10 - Quiz



Met zijn acties ....... hij het milieu.

A
persoonsvorm - vervuilt
B
persoonsvorm - vervuild
C
voltooid deelwoord - vervuilt
D
voltooid deelwoord - vervuild

Slide 11 - Quiz

Onvoltooid deelwoord
- Als het woord een onvoltooid deelwoord is, is de handeling is nog bezig. 
-Je kunt een onvoltooid deelwoord herkennen aan de letters: end(e)
Strompelend bereikte hij de finish
al pratende kwam Lotte aan bij haar les.


Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Mijn moeder is gisteren op vakantie GEGAAN.
A
voltooid deelwoord
B
onvoltooid deelwoord

Slide 14 - Quiz

Mijn zusje moest HUILEND van het lachen naar de directeur.
A
voltooid deelwoord
B
onvoltooid deelwoord

Slide 15 - Quiz

Heb je mijn brief wel (ondertekenen)?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
onvoltooid deelwoord

Slide 16 - Quiz

(worden) jij ook zo moe van werkwoordspelling?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
onvoltooid deelwoord

Slide 17 - Quiz

Hoe schrijf je het woord tussen haakjes: (worden) jij ook zo moe van werkwoordspelling?

Slide 18 - Question ouverte

De man werd SCHREEUWEND op straat gevonden.
A
voltooid deelwoord
B
onvoltooid deelwoord

Slide 19 - Quiz

Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
onvoltooid deelwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 20 - Quiz

Lezend in 'een vrolijk weekblad' leer je van alles.
A
Infinitief
B
Voltooid deelwoord
C
Onvoltooid deelwoord

Slide 21 - Quiz

Er (gebeuren) nooit wat in ons kleine dorp.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
onvoltooid deelwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 22 - Quiz

Hoe schrijf je het woord tussen haakjes: Er (gebeuren) nooit wat in ons kleine dorp.

Slide 23 - Question ouverte

Staat er een voltooid deelwoord of een onvoltooid deelwoord in de zin?
Voetballend door het park zag ik hem aankomen.



A
voltooid deelwoord
B
onvoltooid deelwoord

Slide 24 - Quiz

De monniken (kunnen) het land zonder moeilijkheden verlaten.
A
onvoltooid deelwoord
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord

Slide 25 - Quiz

Ik heb gisteren met een paar vrienden (chillen)
A
onvoltooid deelwoord
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord

Slide 26 - Quiz

Hoe schrijf je het woord tussen haakjes: Ik heb gisteren met een paar vrienden (chillen)

Slide 27 - Question ouverte