14/10 vwo 5 Le futur 2425

Wat voor tijd is de futur simple?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooid verleden tijd
D
toekomende tijd
1 / 14
suivant
Slide 1: Quiz
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Wat voor tijd is de futur simple?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooid verleden tijd
D
toekomende tijd

Slide 1 - Quiz

Stap 1: de stam
Bij regelmatige werkwoorden is de stam van de futur
het hele werkwoord  (het infinitief). 



Slide 2 - Diapositive

Stap 2: de uitgangen
De uitgangen van de futur simple
 lijken op het werkwoord avoir:

Par exemple:
Tu ______ (regarder)
Tu regarderas
je
-ai
tu
-as
il / elle/ on
-a
nous
-ons
vous 
-ez
ils / elles
-ont

Slide 3 - Diapositive

Zet in de futur simple:
Tu (danser)
A
danseras
B
danserai
C
dansera
D
dansas

Slide 4 - Quiz

Zet in de futur simple:
Nous (parler)
A
parlons
B
parlerons
C
parleront
D
parlont

Slide 5 - Quiz

Zet in de futur simple:
Anna et Tessa (téléphoner)
A
téléphonera
B
téléphona
C
téléphoneront
D
téléphonont

Slide 6 - Quiz

Ik zal spreken
Hij zal eten
On partira
Jullie zullen uitgaan
Zij zullen vinden
Je parlerai
Il mangera
Wij zullen vertrekken
Vous sortirez
Ils trouveront

Slide 7 - Question de remorquage

Futur simple
Choisir: vous

Slide 8 - Question ouverte

futur simple
perdre: tu

Slide 9 - Question ouverte

on (dormir - futur simple)

Slide 10 - Question ouverte

Gebruik de futur simple
elle [hésiter]

Slide 11 - Question ouverte

Gebruik de futur simple
nous [marcher]

Slide 12 - Question ouverte

Zet het ww in de futur simple
Dans deux ans, je joue dans mon premier film.

Slide 13 - Question ouverte

Zet het ww in de futur simple
Je voyage à New York et Paris.

Slide 14 - Question ouverte