Toetsbespreking Grieks 4

• Grieks
• Middelbare school
• mavo, vwo
• Leerjaar 4

Toetsbespreking PW P1

1. Het Oude Testament beschrijft _____________ van de wereld en gaat vooral over de geschiedenis van het volk van __________ (1p)

2. De joden gebruiken nooit de term ‘Oude Testament.’ Waarom niet? (1p)

1. Ze geloven niet in het Nieuwe Testament
2. Ze geloven alleen in de Bijbel
3. Ze erkennen alleen het 'Oude' Testament / de TeNaCh
4. Het Oude Testament is pas later geschreven

3a. Samson is een Joodse man die tegen de Filistijnen moet vechten. Hij wordt verliefd op Dalila. Wat voor opdracht heeft Dalila gekregen van de Filistijnen? (1p)

1. Het geheim van Samsons kracht te achterhalen
2. Samson te bespioneren
3. De joden te verslaan

3b. Waardoor kunnen de Filistijnen de Joden niet verslaan? (1p)

1. omdat Samson de koorden steeds losbreekt
2. omdat Samson hulp krijgt van god
3. omdat Samson enorm sterk is door zijn haar
4. omdat de Joden de Filistijnen steeds te slim af zijn

4. Wat weet je van het Nieuwe Testament? Noem drie dingen.  (2p) 

• (komst/leven/daden van) Jezus (als Messias)
  
• vervolg Oude Testament
  
• Evangeliën zijn een hoofdstuk (als Evangeliën en profeten beide zijn genoemd oké vooruit dan maar, alleen profeten is fout)
  
• Geschreven door discipelen en apostelen (zij die de Messias volgen i.p.v. aankondigen (zoals in profeten en dus OT))
  
• (Koinè-)Grieks geschreven
  
• In veel talen vertaald

Fout zijn antwoorden als: deel van de bijbel is fout (zonder NT / alleen OT is (het) geen bijbel)

Bevat profeten, geschriften, is de tora etc (want OT onderdelen)  

Dit gebod kun je opvatten als een 'voor wat, hoort wat:' voor een dienst die al is verleend, mag je iets terugverlangen. In het Grieks komt dit heel goed naar voren in het verschil in tijd bij de woorden ἐξηγαγον en ἐσονται. Leg dit uit en geef in je antwoord de tijd van beide werkwoorden.

1. ἐξηγαγον is een aoristus, ἐσονται een praesens
2. ἐξηγαγον is een impf, ἐσονται een praesens
3. ἐξηγαγον is een futurum, ἐσονται een aoristus
4. ἐξηγαγον is een aoristus, ἐσονται een futurum

Dit gebod kun je opvatten als een 'voor wat, hoort wat:' voor een dienst die al is verleend, mag je iets terugverlangen. In het Grieks komt dit heel goed naar voren in het verschil in tijd bij de woorden ἐξηγαγον en ἐσονται. Leg dit uit en geef in je antwoord de tijd van beide werkwoorden. 

Goede uitleg: je zal niet / moet in de toekomst .. omdat ik dit al heb gedaan / al is gebeurd … 1p

Goede benoeming van beide tijden: 1p 

Vraag 6

Οὐ ποιησεις σεαυτῳ εἰδωλον οὐδε παντος ὁμοιωμα 

Op welke drie gebieden mag dit niet? Citeer de drie Griekse zelfstandige naamwoorden uit gebod 2 die de verschillende gebieden aanduiden.  (2p)

οὐρανῳ

γῃ

ὑδασιν  

>> vanaf ὁσα citeren = 1p

Vraag 7 

Welke Griekse woorden vormen een contrast met ἀποδιδους? Citeer deze twee Griekse woorden.

ποιων ἐλεος

 vraag geschrapt - leerlingen die hem wel goed hebben meetellen (als een soort bonuspunt dus) 

8. τριτης και τεταρτης γενεας staat tegenover χιλιαδας. (1p)

Wat is de boodschap die God met het verschil tussen deze getallen wil uitdragen? Geef antwoord in het Nederlands.

9. Wat mag je niet misbruiken? Schrijf de woordgroep in het Grieks op. (1p)

3. το ὀνομα κυριου
4. το ὀνομα κυριου του θεου (σου)

Vraag 10: 

Μνησθητι την ἡμεραν των σαββατων ἁγιαζειν αὐτην

Wat is de reden hiervoor? Geef antwoord in het Nederlands. Baseer je antwoord op regels 1-3.  (1p)

God heeft 6 dagen gewerkt en op de 7de dag heeft hij de sabbat/rustdag ingevoerd (dus mensen moeten dit ook)  

11. Wie of wat wordt bedoeld met αὐτῃ? Citeer de Griekse woordgroep uit de tekst. (1p)

1. τῃ δε ἡμερᾳ τῃ ἑβδομῃ
2. σαββατα
3. τῃ ἑβδομῃ
4. de prostituee

12. Leg uit waarom hier, op dit moment in de tekst, een aoristus gebruikt wordt. (1p)

1. het is afgerond
2. de aarde is gemaakt
3. het is een afgesloten handeling
4. het duurde even maar het is nu wel klaar

Welk Grieks tekstelement past het bij de bovenstaande afbeelding? Schrijf dit tekstelement op. Haal je Griekse tekstelement uit regels 4-6.  (1p)

κατεπαυσεν (τῃ ἡμερᾳ τῃ ἐβδομῃ)

ἐποιησεν .... θαλατταν

Ἑξ ἡμερας ἐργᾳ και ποιησεις παντα τα ἐργα σου

14a. Leg uit dat de vrouw in r. 5-6 2x hetzelfde zegt. Antwoord in het Nederlands en laat zien dat je je antwoord baseert op de tekst. (1p)

14b. Waarom is dit zulke belangrijke informatie? Baseer je antwoord op de rest van het verhaal. Geef antwoord in het Nederlands (1p)

1. omdat dit vaker herhaald wordt
2. er waren geen andere getuigen
3. er was niemand anders die de baby kon stelen
4. om spanning op te bouwen

15. Wie of wat wordt bedoeld met αὐτον?

1. Salamo
2. de levende zoon
3. de gestorven zoon
4. het huis

16. Wie of wat wordt bedoeld met αὐταις? Geef antwoord in het Nederlands.

1. de ene vrouw die de zoon gestolen heeft
2. de vrouw van wie de zoon echt is
3. de twee vrouwen
4. Salamo

17. In de tekst komt ook een aantal malen een aoristusvorm van dit werkwoord voor. Welke vorm is dat? (1p)

εἰπεν

18. Vind je Salomo op basis van dit oordeel een wijze koning? Beargumenteer je mening aan de hand van de tekst. (1p)

Was de toets moeilijker/makkelijker dan verwacht?

1. makkelijker
2. moeilijker
3. zoals verwacht

Hoe ga je het volgende PW anders leren?