Perron 3 - stijlfouten

Fouten in geschreven teksten
Soms zie je fouten die je niet direct ziet. Je moet dan goed lezen. Deze fouten maak je zelf misschien ook wel. Vandaag gaan we hiermee oefenen, zodat je de fouten kan herkennen en zelf niet meer maakt. 
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Fouten in geschreven teksten
Soms zie je fouten die je niet direct ziet. Je moet dan goed lezen. Deze fouten maak je zelf misschien ook wel. Vandaag gaan we hiermee oefenen, zodat je de fouten kan herkennen en zelf niet meer maakt. 

Slide 1 - Diapositive

Kloppen deze zinnen?
1. Hun hebben de toets gemaakt.
2. Aan dat fictiedossier daar begin ik niet aan.
3. Je tekent eerst een sneeuwpop en vervolgens ga je die daarna inkleuren.
4. Nou, jij bent ook langer als mevrouw van Hees.
5. De groep docenten lopen naar hun werk. 

Slide 2 - Diapositive

Wat klopt er niet?
Hun lopen op straat.
Hun fietsen in de verkeerde richting. 
Hun hebben ook hun huiswerk niet gemaakt. 

Slide 3 - Diapositive

Hun is geen onderwerp
Zij lopen op straat.
Zij fietsen in de verkeerde richting.
Zij hebben ook hun huiswerk niet gemaakt. 

Slide 4 - Diapositive

Hun als onderwerp 
Hun is nooit het onderwerp van een zin. 
Bijvoorbeeld:
Weet jij nog wat hun zeiden over het nieuwe rooster?

Weet jij nog wat zij zeiden over het nieuwe rooster?



Slide 5 - Diapositive

Wat klopt er niet?
Aan die discussies over die docent vind ik niets aan. 

Eerst teken je een cirkel en vervolgens verf je die rood. 

Slide 6 - Diapositive

Wat klopt er niet?
Aan die discussies over die docent vind ik niets aan

Eerst teken je een cirkel en vervolgens verf je die rood. 

Slide 7 - Diapositive

Wat klopt er niet?
Aan die discussies over die docent vind ik niets aan
Eerst teken je een cirkel en vervolgens verf je die rood. 

Dit heet een dubbele herhaling en mag niet. 

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Onjuiste herhaling
Ook heb ik daarnaast geen idee of ze de cd Compleet al hebben. 
Ook en daarnaast betekent hetzelfde.
Verbeter
Ook heb ik geen idee of ze de cd Compleet al hebben.
Daarnaast heb ik geen idee of ze de cd Compleet al hebben. 


Slide 10 - Diapositive

Overeenkomst - Verschil 

Slide 11 - Diapositive

Als en dan
Snel - Sneller - Snelst
Sneller noem je de vergrotende trap.
Na een vergrotende trap komt altijd dan. 
Ik ben sneller dan jij bent. 

Slide 12 - Diapositive

Verbeter de zin:
Zie jij ook dat hun gewoon naar de Dirk gaan tijdens de pauze?

Slide 13 - Question ouverte

Verbeter de zin
Jij bent toch veel gemener als je kleine zusje?

Slide 14 - Question ouverte

Ik wilde heel graag werken, maar ik was echter ziek thuis.

Slide 15 - Question ouverte

Verbeter de zin:
Hij wilde namelijk tevens ook in Duitsland doorbreken als zanger.

Slide 16 - Question ouverte

Ook en tevens
Dit zijn synoniemen. 
Een synoniem is een ander woord met dezelfde betekenis. 
Ook en tevens betekenen hetzelfde. 
Dit noem je een dubbele herhaling en is dus fout!

Slide 17 - Diapositive

Onjuiste herhaling
Aan dat fictiedossier daar begin ik niet aan.

Slide 18 - Diapositive

Onjuiste herhaling
Aan dat fictiedossier daar begin ik niet aan.
Een keer aan kan weg. 

Slide 19 - Diapositive

Onjuiste herhaling
Eerst teken je een sneeuwpop en vervolgens ga je die daarna inkleuren. 

Slide 20 - Diapositive

Onjuiste herhaling
Eerst teken je een sneeuwpop en vervolgens ga je die daarna inkleuren. 

Slide 21 - Diapositive

Jij bent langer ...... mevrouw van Hees.
A
dan
B
als

Slide 22 - Quiz

Wanneer als en wanneer dan?
Hetzelfde: je gebruikt als
Verschil: je gebruikt dan
Jij bent langer dan de juf.
Je bent net zo lang als de juf. 

Slide 23 - Diapositive

Jouw handschrift is mooier ...... die van mij.
A
als
B
dan

Slide 24 - Quiz

Hey, jij hebt dezelfde broek ...... ik.
A
als
B
dan

Slide 25 - Quiz

3 trappen van vergelijking
stellende trap
vergrotende trap
overtreffende trap

Slide 26 - Diapositive

3 trappen van vergelijking
stellende trap: groot
vergrotende trap: groter
overtreffende trap: grootst

Slide 27 - Diapositive

3 trappen van vergelijking
stellende trap: groot ALS
vergrotende trap: groter DAN
overtreffende trap: grootst

Slide 28 - Diapositive

3 trappen van vergelijking
stellende trap: groot : Jij bent net zo groot als mijn broer. 
vergrotende trap: groter Jij bent groter dan mijn broer. 
overtreffende trap: grootst

Slide 29 - Diapositive

3 trappen van vergelijking
stellende trap: veel Jij verdient net zo veel als ik. 
vergrotende trap: meer Jij verdient meer dan ik. 
overtreffende trap: meest

Slide 30 - Diapositive

Wat ga je doen?
Alles wat je nu geleerd hebt, ga je oefenen. Dit doe je in stilte, zodat iedereen aan de slag kan.
Zorg dat alle opdrachten van perron 3 af zijn. Als je klaar bent, kijk je het na. Daarna maak je test jezelf. 

Slide 31 - Diapositive

Verbeter de zin
Eerst gaan we samen oefenen en vervolgens ga je daarna zelf aan de slag.

Slide 32 - Question ouverte